Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

De hygiëne van de kleding

betekenis & definitie

De hygiënische betekenis van de kleding ligt vooral in de bevordering van de warmteregulatie van het lichaam. Zij moet dus rekening houden met de productie van warmte door het organisme, die in hoge mate afhankelijk is van de arbeid die verricht wordt, en met de warmte-afgifte, die beïnvloed wordt door temperatuur, vochtigheid en beweging der lucht en de temperatuur der omgevende wanden.

Het lichaam staat de meeste warmte af langs de huid en wel door straling, convectie, geleiding en verdamping, die alle door de kleding beïnvloed worden.Lucht is een slechte warmtegeleider en de regulerende werking der kleding moet vooral gezocht worden in de hoeveelheid, resp. de beweging van de lucht, waarin zij het lichaam hult. Van belang zijn daarbij de poreusheid der weefsels in droge en vochtige toestand, dikte en aantal der kledingstukken en de wijze waarop zij gedragen worden. Van secundair belang zijn het warmtegeleidend vermogen van de grondstoffen en hun vermogen om vocht hygroscopisch te binden.

Droog flanel bevat ongeveer 90% lucht, tricot ongeveer 70%, nat en uitgewrongen blijft ongeveer 85% resp. 75% van het poriënvolume luchthoudend. Glad katoen of linnen bevat 50% lucht en de poriën worden door vocht spoedig gesloten. Het gladde weefsel is slechts 0,15— 0,4 mm dik en bevat dus zeer weinig lucht. Vochtig geworden, adhaereert het aan de huid, waardoor sterk warmteverlies optreedt. Een niet poreuze laag (gesteven overhemd, geapprêteerde voering) belemmert de luchtbeweging door de kleren heen en daarmee de doorgang van waterdamp, die dan als water in de poriën kan condenseren. Een gesloten kraag (halsdoek) gaat het ontwijken van de warme lucht tussen huid en kledingstukken tegen, wijde korte mouwen en broekspijpen bevorderen het binnenstromen van koele buitenlucht.

Een broekriem belemmert de verticale beweging van de lucht. Van de dierlijke grondstoffen geleidt wol de warmte ca 6 maal zo goed als lucht, zijde ca 19 maal, van de plantaardige katoen en linnen ongeveer 30 maal.

Van deze gegevens uitgaande zal de kleding al naar gelang van de omstandigheden moeten verschillen. Glad katoen of linnen op de huid is in het algemeen af te raden. Niet-poreuze lagen zijn ongewenst indien de huid veel vocht afscheidt. Wol verdient aanbeveling indien sterke afkoeling moet worden tegengegaan. Door sluiting van de kraag wordt het warmteverlies minder. Wordt door het lichaam weinig warmte geproduceerd, terwijl het aan koude is blootgesteld, dan is een pels op zijn plaats (chauffeur).

Wordt bij kou en wind arbeid verricht, zodat de huid veel vocht afscheidt, dan mag de ventilatie niet belemmerd worden (baaien hemd van een polderjongen). Bij weinig arbeid kan men zich tegen regen beschutten door een leren of gummi-jas (verkeersagent), bij veel arbeid door een geïmpregneerde poreuze jas (soldaten). Na zware sportprestaties zal men sterke afkoeling tegengaan door een dikke wollen mantel en halsdoek om te slaan.

Tegenwoordig schijnt de mode meer rekening te houden met de eisen der hygiëne van de kleding, die niet meer alleen dient om het lichaam tegen afkoeling te beschermen, maar ook om de warmteregulatie te bevorderen, zodat het reactievermogen van de huid geoefend wordt.