Ensie 1946

Redactie Harmen de Vos, Philip Kohnstamm (1946)

Gepubliceerd op 15-05-2019

Katholicisme (oud-)

betekenis & definitie

Het Oud-Katholicisme vertoonde zich aan het begin van de oorlog in 1939 in de gestalte van een groep nationale kerken. Wat er van deze gestalte geworden is en worden zal, laat zich thans nog niet overzien.

Het centrum is de aartsbisschoppelijke zetel van Utrecht. Nederland heeft daarnaast een bisdom Haarlem en een bisdom Deventer. De PoolsAmerikaanse o.k. kerk, waarbij zich de Litause Nationale kerk heeft aangesloten, heeft vijf, de Poolse twee, de Zwitserse, Oostenrijkse, Duitse, Tsjechoslowaakse en Kroatische kerk elk één bisdom. De unie der o.k. kerk dateert van 1889. In Nederland bedroeg het ledental in 1930: 10.182 personen; in Duitsland ongeveer 20.000, in Zwitserland (Christ-Katholiken) 40.000, in Oostenrijk 40.000, in Polen 100.000 volgens een opgave van 1930. Weer verdwenen zijn kleine groepen in Engeland, Italië, Spanje, Portugal en Mexico. In Nederland zijn er 28 gemeenten met 25 geestelijken met inbegrip van de gemeente in Batavia. Om de drie jaar heeft er in normale omstandigheden een conferentie van alle bisschoppen plaats tijdens een internationaal o.k. congres.

Voor o.k. studenten bestond aan de universiteit te Bonn een docentuur in de wijsbegeerte met een seminarie. De universiteit te Bern heeft een theologische faculteit met o.k. bezetting.

De geschiedenis der o.k. kerk begint, volgens haar eigen opvatting, met het Pinksterfeest in Jeruzalem in de Geschi aanvang onzer jaartelling; vandaar ook de belangstelling voor de oudste traditie der kerk en voor haar liturgie. Wat ons land betreft, acht zij zich geplant door Willibrordus, die in de 8ste eeuw kerk en school in Utrecht stichtte en er als eerste bisschop der Friezen woonde. De Utrechtse bisschop was zelfstandig in zijn bisdom en is dat gebleven. De bisschopskeuze, die oorspronkelijk geschiedde door geestelijkheid en volk, kwam aan een kapittel; op den duur werd dit een formaliteit.

In 1559 deelde de paus op voordracht van Filips II de Noordelijke Nederlanden in vijf bisdommen in. Aartsbisschop Schenk van Toutenburg (gest. 1580) had geen opvolger; eerst in 1602 werd de vicaris-generaal gewijd als aartsbisschop van Filippi met de toezegging, dat deze titel veranderd kon worden in aartsbisschop van Utrecht, zodra de tijden het toelieten. Zijn standplaats bleef Utrecht tot zijn dood in 1614. Zijn opvolger Novenius bekleedde dezelfde functie onder dezelfde titel; hij benoemde in plaats van het met protestanten aangevulde kapittel een vicariaat, ook door Rome erkend. Steeds was het bisdom in moeilijkheden met de jezuïeten. P. Codde, in 1689 gewijd, werd telkens door de jezuïeten in Rome aangeklaagd, maar Codde wist zich te handhaven. In 1702 afgezet, legde hij er zich, onder protest, bij neer.

In 1723 kwam het kapittel (vicariaat) bijeen en koos Steenoven als bisschop, die door een Frans Rooms-katholiek bisschop gewijd werd, hoewel Romes goedkeuring van de bisschopskeuze was uitgebleven; vandaar de aanspraak der o.k. op de ongebroken apostolische successie van hun episcopaat. In zijn tijd is het o.k. priesterseminarie te Amersfoort opgericht. Na zijn dood werd zijn opvolger op dezelfde wijze gekozen en gewijd en werden de bisdommen Haarlem (1742) en Deventer (1758) ook bezet, waardoor de bisschopswijding in de Hollandse katholieke kerk voldoende veilig gesteld was. De verzoening met Rome, in 1774 bijna tot stand gekomen, bleef uit toen paus Clemens XIV, die de jezuïetenorde had opgeheven, kort daarop stierf. De verhouding met Rome werd eerst in 1853 geheel verbroken, toen de bisschopszetels van Utrecht en Haarlem door Rooms-kathoheken bezet werden. Sindsdien zijn er in Utrecht twee aartsbisschoppen, een door Rome benoemd en een door het Utrechtse kapittel gekozen, welke laatste zich als de rechtmatige opvolger van Willibrordus beschouwt; zo zijn ook in Haarlem thans twee bisschoppen.

Toen in Duitsland vele Rooms-katholieken in 1870 zich niet wilden neerleggen bij de onfeilbaarheidsverklaring van de paus, werd de door hen tot bisschop gekozene door de bisschop van Deventer gewijd. De groepen van malcontente Rooms-katholieken in andere landen verkozen ook hun eigen bisschoppen, die door de oudkatholieke collega’s werden gewijd, en tenslotte traden de oud-katholieken van Nederland, Duitsland en Zwitserland met elkaar in nauw verband, waarvan de bisschopsverklaring van 1889 (Utrecht) het officieel document is. De Oostenrijkse o.k. verkregen eerst in 1925 een eigen bisschop; de Tsjechoslowaakse werd eerst gekozen, nadat dit land een republiek geworden was en de Kroatische na de inlijving van dit land bij Joego-Slavië. De kleine groep van Franse o.k. te Parijs en Nantes staat onder het o.k. aartsbisdom Utrecht.

Wat betreft de o.k. geloofsleer, blijkt reeds uit de geschiedenis, dat deze voor een deel bepaald wordt door de moeilijkheden met de jezuïetenorde. De o.k. weken in geen opzicht af van de Rooms-katholieken, ook niet in de tijd van de Reformatie. De geschilpunten komen later en liggen, oppervlakkig bezien, hoofdzakelijk op het terrein van de kerkorde, die evenwel van de geloofsleer met te scheiden is. Een zeer belangrijke theoloog in de 17de eeuw is de R.k. hoogleraar Jansen geweest. Zijn posthuum werk over Augustinus heeft vooral in Frankrijk invloed geoefend. Het centrum hiervan was Port-Royal. Pascal was een geniaal geestverwant van Jansen. Onder invloed der jezuïeten werd in 1653 het Jansenisme door Rome veroordeeld.

Ook op Nederlandse Rooms-katholieken oefende deze beweging invloed; dit wekte de tegenstand van de jezuïetenorde.

Om de spanning tussen o.k. en R.k. te verstaan, is het nodig op enkele punten iets nader in te gaan. De o.k. houden vast aan het geloof der oude kerk, zoals het in de oecumenische geloofsbelijdenissen en in de algemeen aangenomen leerstellige uitspraken van de oecumenische synoden der onverdeelde kerk van de eerste tien eeuwen uitgedrukt is. De kerk is voor beide de aardse verschijning van het Koninkrijk Gods. De o.k. voegen erbij: in gebrekkigheid; of alle leden deelgenoot zijn in het volkomen Godsrijk weet alleen de Heer der kerk. De Bijbel is bron der openbaring, maar de kerk geeft ook aandacht aan al wat als oude, christelijke traditie is overgeleverd.

De handhaving der traditie naast de Bijbel is kenmerk van de apostoliciteit der kerk. De apostolische successie wordt vertegenwoordigd in het bisschopsambt, dat naast het priesterschap en het diaconaat het gezag der ambten in de kerk draagt. De ene bisschop heeft geen gezag boven de andere, vandaar het latere protest tegen de onfeilbaarheid van de paus. In de genadeleer volgen de o.k. vooral Augustinus; een medewerking aan het heil van ’s mensen zijde en invloed op Gods beschikking werd door hen tegenover de jezuïeten afgewezen; een coördinatie van Gods werk en ’s mensen werk in het verkrijgen der genade kan volgens de o.k. de kerk van Christus niet verkondigen.

De zeven sacramenten bedient de kerk niet krachtens zichzelf, maar in opdracht van Christus, haar hoofd. Van het avondmaal, de eucharistie, waarvan de bediening ook Mis genoemd wordt, leert de o.k. kerk, dat men het lichaam en het bloed des Heren Jezus Christus zelf onder de gedaanten van brood en wijn ontvangt. Kerklatijn wordt niet gebruikt in de dienst; er is geen verplicht coelibaat voor de bisschoppen en priesters, ook geen biechtdwang; de bisschop benoemt in zijn diocees de geestelijken na overleg met het kerkbestuur en ter synode hebben leken adviserende stem. De onbevlekte ontvangenis van Maria, sinds 1854 door de R.k. erkend, is door de o.k. niet als dogma aanvaard, evenmin als de pauselijke onfeilbaarheid van 1870. De o.k. bisschopsverklaring van 1889 protesteert ook tegen het concilie van Trente (1545-1563) wat betreft zijn besluiten inzake kerktucht en aanvaardt de leerstellingen ervan slechts voorzover zij met de leer der oude kerk overeenstemmen.

De o.k. kerk zoekt het verband met andere kerken onder handhaving van het geloof der onverdeelde kerk. Daartoe vermaant zij haar geestelijken om bij de bespreking van nog bestaande afwijkende leerstellingen elke krenking van de waarheid en van de liefde zorgvuldig te vermijden en de gemeenteleden aan te sporen zich tegenover andersdenkenden zo te gedragen, als met de Geest van Jezus Christus overeen komt. Zij heeft met de Anglicanen verband gevonden. Reeds in 1888 nam de vergadering der Anglicaanse bisschoppen het besluit om o.k. geestelijken en leken tot de communie toe te laten op dezelfde voorwaarden als voor de eigen gelovigen gebruikelijk zijn. De geldigheid der bisschopswijdingen wordt wederzijds erkend, zodat ook Anglicaanse bisschoppen deelnemen aan de o.k. bisschopswijding. Na de Lambeth-conferentie in 1930 is de intercommunie tussen o.k. en Anglicaanse kerk een voldongen feit en sedert dat jaar staat aan de hereniging met de orthodoxe kerken nog slechts de politieke toestand der betrokken landen in de weg. Een concilie dezer kerk zal zeker de hereniging met de door haar Westers-katholieke kerk genoemde oud-katholieken afkondigen.

De plaats der o.k. tussen de andere gezindheden is gewichtiger dan hun aantal zou doen vermoeden. Zij vertegenwoordigen een classiek type van Christendom en zijn een herinnering aan de kerk in de eerste eeuwen. Bovendien zijn zij door hun betrekking met andere kerktypen van de tegenwoordige tijd een belangrijke schakel in het oecumenisch verband en erkennen de R.k. de geldigheid, — niet de wettigheid der geestelijke handelingen van de o.k. kerk. De o.k. achten de bisschop (paus) van Rome als de eerste onder zijn gelijken, zoals de kerk dit deed voor de scheuring van 1054, waarbij de Oostromeinse kerken (Grieks-orthodoxen) van de Westromeinse gescheiden werden.

S. F. H. J. BERKELBACH VAN DER SPRENKEL Ekklesia. Die altkatholische Kirche, 1935 (Nederland door Mgr. E. Lagerwey).

Gedenkboek 1723-1923. Diverse schrijvers, 1923. Dupac de Bellegarde, Histoire abrégée de l'église métropolitaine d'Utrecht, 1852.

Zelenka, Der Altkatholizismus, 5de dr. 1924.