Ensie 1946

Redactie Harmen de Vos, Philip Kohnstamm (1946)

Gepubliceerd op 15-05-2019

Buitenkerkelijke religie

betekenis & definitie

Geestelijke stromingen van deze tijd, bedoeld wordt het geestelijk leven, dat men ook wel als buitenkerkelijke religie betitelt, een vorm van godsdienst die vooral in trek is bij lieden, die van de christelijke kerk vervreemd zijn en die hun stichting en troost zoeken in wijsheid van uitheemse herkomst. Het type van deze religie is bekend.

Zij herinnert aan het gnosticisme van de eerste eeuwen onzer jaartelling. Haar principe is de gnosis = de kennis, het inzicht in bovenmenselijke wijsheid. Dit artikel moet zich beperken tot een behandeling van de voornaamste representanten van dit merkwaardige godsdienstige verschijnsel, te weten: de anthroposofie, de astrologie, de Christian Science, de theosofie en het spiritisme.

De naam anthroposofie: menselijke wijsheid, is gekozen in bewuste tegenstelling tot theosofie = goddelijke wijsheid. Rudolf Steiner, de schepper der anthroposofische idee en de leider der antroposofische beweging werd in 1861 geboren, kwam in 1901 in aanraking met de theosofe mevr. Besant en werd zelf theosoof. Verschil van opvatting deed hen uiteengaan. Met name verwierp Steiner een nieuwe incarnatie van de Christus, omdat naar zijn inzicht de door alle volken verwachte Godszoon zich bij de doop in de Jordaan met Jezus had verenigd. In 1913 stichtte hij een eigen genootschap, dat zich ten doel zou stellen de menselijke wijsheid te beoefenen.

De menselijke wijsheid, die hier nagestreefd wordt, is geen product van geloof of intuïtie, doch wordt verkregen langs de weg van het experimentele onderzoek. Het gaat er slechts om het waarnemingsvermogen te verfijnen en te verscherpen, zodat het de hogere werkelijkheid kan schouwen. Steiner betoogt, dat er achter de zintuigelijk waarneembare wereld een onmetelijk geestesrijk bestaat, dat de mens door middel van een speciaal orgaan kan leren kennen. Dan ontdekt hij, dat de cosmos bezield is: plant, dier en gesteente voelen gelijk de mens, zij het in mindere graad van heftigheid; de aarde lijdt pijn, wanneer een plant wordt uitgerukt. In dit bezielde heelal is het offer de levenswet: wanneer de zon warmte uitstraalt, is dit in wezen een offer.

Het liefdeoffer van Christus is de openbaring van het goddelijke grondgeheim. Christus wil de mens vernieuwen tot in de grondslagen van zijn fysiek lichaam. Wie de hier aangeprezen ‘menselijke wijsheid’ wil ontginnen, zal zich op de studie van de geesteswetten moeten toeleggen. Dan zal hem de visie geschonken worden, waarvan eerst Steiner en later Fr. Rittelmeyer met groot enthousiasme hebben getuigd.

De anthroposofie wordt kennelijk bezield door een hartstochtelijk verlangen naar een geestelijke, levende eenheid in wereld en leven. Wetenschap, kunst en godsdienst zien ieder één kant van de werkelijkheid. Steiner zocht naar het samenbindende schouwen, uit afkeer van de materialistische wereldbeschouwing en op voetspoor van Goethe, de vereerde meester, naar wie het hoofdkwartier in Dornach dan ook Goetheanum is genoemd. Voor zijn aanhangers is hij de grote occultist, die de geestelijke zwervers inleidt in het mysterie der bovenzinlijke kennis. De niet-ingewijden, aan wie het diepste inzicht ontbreekt, moeten zich onmachtig voelen de ware kern der anthroposofie te verstaan en over haar een afdoend oordeel te vellen.

De moderne astrologie kan terugzien op een eeuwenoude traditie. Zij stamt uit oud-Babylonië. De oudBabylonische godsdienst kende twee gebieden, waarop de gelovige de godheid kon leren kennen: de vegetatie en de sterrewereld. Aan het firmament leerde men de wil der goden kennen. Deze overtuiging prikkelde tot het bestuderen van de hemelverschijnselen. Zo werd de astrologie geboren, niet uit zuiver wetenschappelijke belangstelling, doch uit godsdienstige noodzaak, want men was er zeker van, dat de gebeurtenissen op aarde hun voorafschaduwing aan de hemel vonden. Om de toekomst te voorspellen, was het dus nodig de hemeltekenen te kunnen lezen. In het bijzonder de Chaldeeën hebben zich een beroemde naam verworven wegens hun uitgebreide astrologische kennis. Verschillende der Hellenistische mysteriegodsdiensten hebben de astrologische inzichten in zich opgenomen en op hun zegetocht naar het W. in Europa verbreid. Het Christendom overwon deze mysteriedjensten. De astrologie bleef leven, heeft de gehele M.E. door talrijke aanhangers gevonden en zag pas in de dagen der Verlichting haar roem tanen.

Het moderne denken heeft de astronomie geschapen, de zuiver wetenschappelijke studie van het heelal, die toch in laatste aanleg stoelt op de feitelijke kennis, die de Chaldeeën, uitgaande van geheel andere vooronderstellingen, hadden verzameld. Daarnaast is de astrologie blijven bestaan, ja zij is weer opgeleefd en vindt zeer toegewijde beoefenaars, die in deze sterrewichelarij godsdienstige bevrediging vinden.

De principes der moderne astrologie komen overeen met die van de antieke wereld. Zij gelooft in de invloed van de sterren op het lot. het karakter en de fysieke gesteldheid van de mens. Om deze inwerking te kunnen bepalen, moet men de stand van zon, maan en planeten kennen in het geboorteuur, teneinde de zogenaamde horoscoop te kunnen trekken. Er is een geheimzinnig levensverband tussen de mens als microcosmos = wereld in het klein, en het heelal, speciaal de sterrewereld als macrocosmos = wereld in het groot. Wie dit verband doorziet, kan de toekomst van de mens voorspellen, heeft een inzicht in de structuur van zijn karakter en kent ook zijn fysieke constellatie, met haar gevoeligheid voor bepaalde ziekten.

De astrologie schenkt dus aan haar aanhangers een cosmisch perspectief, een blik in de toekomst, een bepaalde karakterkunde, met de daaraan verbonden levensleer en tevens zekere geneeskundige richtlijnen. De verdenking, dat zij een fatalisme predikt, daar in de sterren van te voren onherroepelijk is vastgelegd, wat er op aarde zal geschieden, weet zij, evenals haar antieke voorgangster te ontzenuwen met de bewering, dat de sterren wel dringen, maar niet dwingen. De wil is vrij; geen onontkoombaar noodlot regeert. Bovendien kan het inzicht falen in de combinatie van de ontelbaar vele kleine factoren, die het karakter van de horoscoop bepalen en waarvoor de omvangrijke astrologische boeken de bouwstenen leveren.

Sinds de grijze oudheid heeft de astrologie blijkbaar op de geesten een machtige bekoring uitgeoefend. Zij tovert haar aanhangers een harmonisch wereldbeeld voor ogen, waarin een heilig rhythme heerst. De mens is niet de prooi van het toe val, maar men kan zich overgeven aan de goddelijke leiding, waarvan de sterren de vertolkers zijn.

De Christian Science is onverbrekelijk verbonden met de stichteres Mrs Eddy, een excentrieke, veelbesproken Christian persoonlijkheid. Ann Mary Morse Baker Science (Mary Baker Eddy) werd in 1821 in New Hampshire geboren. Haar vader voedde zijn kinderen op in streng puriteinse zin. De eigenzinnige, nerveuze Mary kwam tegen die tucht in opstand. Als kind had zij al bezwaar tegen de leer der uitverkiezing. Diepgaande invloed heeft Dr Quimhy op haar gehad, die als geneesheer tot de ontdekking kwam, dat niet de medicijnen, maar het geloof van de patiënten de genezing bracht. Het is nog steeds niet uitgemaakt, wie de eigenlijke grondlegger van de beginselen der Christian Science is: Dr Quimby of Mrs Eddy.

In elk geval weet Mrs Eddy nauwkeurig aan te geven, wanneer deze waarheden haar werden geopenbaard. Dat was in 1866 na een ernstige val, waarmee haar leven gemoeid leek. Terwijl men het ergste vreesde, genas zij door Bijbellezing en gebed. Met deze genezing was het licht van de Christian Science, de christelijke, de ware wetenschap, voor haar opgegaan. De volgende jaren bracht zij in afzondering door. In 1875 verscheen haar grote werk: ‘Science and Health with key to the Scriptures’. In 1877 vond zij in haar derde man, Dr Eddy, een overtuigd aanhanger. Sindsdien noemde zij zich Mrs Mary Baker Eddy. Haar aanhangers vergaderde zij tot een kerk, toen het bleek, dat de bestaande kerken niet bereid waren haar opvattingen over de christelijke godsdienst te aanvaarden. Deze kerk wordt van uit Boston bestuurd en geleid. Mrs Eddy, die niet van heerszucht en ijdelheid ontbloot was, heerste in haar kring onbeperkt. In 1910 is zij overleden, 90 jaar oud. Haar aanhangers komen elke Zondag op bijna 2000 plaatsen samen voor een godsdienstoefening, waar een stuk uit de Bijbel en een stuk uit ‘Science and Health’ met toelichting wordt voorgelezen, volgens de aanwijzingen uit Boston samengevoegd tot een soort preek. Bovendien zijn er avonden, waarop getuigenissen over genezingen worden aangehoord en besproken.

Het doel van de Christian Science is om de waarheid te leren kennen en zo bevrijd te worden van zonde, ziekte en vrees. Daartoe komt het aan op de juiste beschouwing der dingen. Het beginsel der Christian Science is een op de spits gedreven spiritualisme en optimisme, waardoor het zovele geesten bekoort. De Christian Science poneert met kracht de stelling: geest is alles, en kan dus als een soort psychisch monisme gelden. Men redeneert aldus: God is alles in alles; God is geest; God is goed; daar God, die geest is, alles is en goed is, kunnen de materie, de zonde, de ziekte niet bestaan. ‘Leven, God Almachtige Godheid, sluiten uit dood, kwaad, zonde, ziekte.’ ‘Er bestaat niets dan geest en wanneer wij het juiste inzicht maar hadden, dan zou de stof voor ons opgehouden zijn te bestaan.’ Wie ziekte, zonde, materie nog voor werkelijkheden houdt, staat onder de begoocheling van de sterfelijke geest die de mens misleidt en moet van die dwaling genezen worden door de Christian Science. Dan zal hij met name door geestkracht en gebed genezing vinden van al zijn kwalen.

De leer, die Mrs Eddy voordraagt, wil rechtzinnig christelijk zijn en niet algemeen religieus, zoals bij andere vormen van buitenkerkelijke religie. De Bijbel geldt als een geïnspireerd boek; de hoofdtermen van de christelijke dogmatiek keren in dit stelsel terug. Ja, de Christian Science beweert zelfs, dat zij de ware opvatting van de zending en het werk van Jezus geeft, die door de kerken vergeten en verdonkeremaand is, daar zij hem als de genezer van allerlei kwalen naar voren haalt. In wezen loopt er door dit stelsel menige ader van brahmaanse wijsheid. Zo verklaart zij de verzoening = atonement als at-one-ment = vereniging, met God. De genezingen vinden plaats meer door denkkracht dan door gebed in christelijke zin.

Theosofie betekent goddelijke wijsheid. Het zoeken naar deze goddelijke wijsheid is overoud en algemeen menselijk. De geschiedenis der mensheid Theosofie kent in vroeger en later tijd allerlei theosofische stelsels. Want de mens is niet tevreden met het geloofsvertrouwen, zoals het Christendom dit predikt. Hij wil de mysteriën des levens doorschouwen en doorgronden aan de hand van een bovenmenselijk inzicht, dat esoterisch is, daar het alleen aan de ingewijden, de wetenden, ten deel valt, terwijl de grote massa genoegen moet nemen met de exoterische, uiterlijke waarheidskennis. In deze trant waren al de gnostische stromingen van de eeuwen voor en na de geboorte van Christus theosofisch.

Beroemde christelijke theologen van alle eeuwen, tot in de nieuwere tijd toe, bezaten theosofische sympathieën of waren verklaarde theosofen. Speciaal Voor-Indië is het land der theosofie. Geen wonder, want alle Voorindische religieuze stelsels hebben een sterk speculatieve trek.

De moderne theosofie haalde dan ook haar wijsheid en inspiratie uit Voor-Indië, waarbij het wel eens vreemd toeging met de reproductie van de oud-oosterse gedachtenwereld en begrippen.

De stichteres der theosofische beweging, de veel besproken Helena Petrovna Blavatskij-Hahn, werd 31 Juli 1831 te Jekaterinoslow in Zuid-Rusland geboren. 17 jaar oud werd zij uitgehuwelijkt aan de veel oudere generaal Blavatskij. Aan deze verbintenis maakt zij na enkele maanden een einde door een vlucht naar het ouderlijk huis. Haar vader nam haar mee op grote reizen en wekte vermoedelijk daardoor een reislust, waaraan zij ook in haar latere leven gaarne toegaf. Zo bezocht zij Amerika en Voor-Indië, zou zij de heilige stad Lhassa in Tibet hebben betreden, leerde zij in Egypte een koptische mysticus kennen, die haar in de oude wijsheid van dit land inleidde en ontmoette zij later een Voor-Indiër, in het bezit van rijke geestelijke wijsheid, die zij haar leven lang als haar ‘Leraar’ heeft vereerd.

In 1875 richtte zij samen met kolonel Olcott in New York de Theosophical Society op. Zij noemde zich de leerlinge van de ‘Mahatma's van Tibet, wijze mannen, die haar gedurende zeven jaren aan de voet van de Himalaya in hun astraal lichaam onderwijs gaven. Deze Mahatma’s zouden een broederschap vormen, zo oud als de wereld en in het bezit van een geheime leer, die alle raadselen oplost. Deze leer werd aan Blavatskij medegedeeld, daar de tijd der openbaring was aangebroken. In 1877 verscheen ‘Isis unveiled’, in 1888 ‘The Secret Doctrine’. Het hoofdkwartier werd later verplaatst naar Adyar, de voorstad van Madras. Daar zou zij op geheimzinnige wijze brieven van de Mahatma’s ontvangen hebben.

Een onderzoek deed twijfel rijzen aan haar eerlijkheid. Haar aanhangers ontkennen elk bedrog. In 1889 trad Mrs Annie Besant toe, een vrouw, die na veel strijd en heftige worsteling om de waarheid, in de theosofie haar rust vond en die weldra geroepen zou zijn de leiding over te nemen, daar de stichteres in 1891 overleed. De geschiedenis der theosofie kent perioden van interne troebelen en verschillende afsplitsingen. Katharine Tingley stichtte het Theosofisch Genootschap of de Universele Broederschap, gezeteld te Point Lorna in Californië. Rud. Steiner scheidde zich af en schiep de anthroposofie.

Het doel van de theosofie is vervat in de volgende drie hoofdpunten:

1°. het vormen van een kern van algemene broederschap, zonder aanzien van ras, gezindte, kaste of kleur, 2°. het aanmoedigen van de vergelijkende studie van godsdienst, wijsbegeerte en wetenschap, 3°. het naspeuren van onverklaarde natuurwetten en sluimerende krachten in de mens.

Uit dit programma blijkt, dat de goddelijke wijsheid, die de theosofie aan haar aanhangers onthult, uit tal van bronnen kan vloeien. De theosofen beschouwen de godsdiensten als producten van het onderwijs, dat goddelijke mensen op bepaalde tijden aan de mensheid hebben gegeven en deze als takken van de gemeenschappelijke stam der goddelijke wijsheid. Wie deze visie verkregen heeft, voelt zich met gelijkgezinden over de gehele wereld verbonden in één broederschap en begrijpt, welke hogere krachten en wetten het individuele mensenbestaan beheersen. Dit inzicht vindt zijn neerslag in de twee leerstukken over reïncarnatie en karma.

Reïncarnatie is het geloof, dat het denkende, bewuste ik, de ware mens na tussenperioden van rust hier op aarde telkens opnieuw geboren wordt. Karma zijn de werken van de mens die bepalen in welk lichaam die nieuwe geboorte zal plaatsvinden. Beide begrippen zijn aan het Voorindische denken ontleend en in een westers gewaad gestoken. Deze leer werkt troostgevend voor de overtuigde theosoof, daar zij de wil stimuleert, de mogelijkheid van lotsverbeteringen opent en veel lijden als gevolg van een vroegere geboorte verklaart. Het einddoel is het Nirvana, hier opgevat als wederopname van de ziel in de godheid.

De oorspronkelijke theosofie, die zich beperkte tot het schenken van een bepaald inzicht, kon bepaalde behoeften niet bevredigen. Zo ontstond de orde van de ster van het Oosten, die de wereldleraar verwachtte, die sprak door Krisjnamoerti, en de Liberaal Katholieke Kerk, die de cultische verlangens trachtte te bevredigen.

Het hedendaagse spiritisme is een voortzetting van het aloude geloof in de macht van geesten en van zielen van overledenen, dat men overal aantreft. Het onderscheidt zich daarvan in zoverre als het spiritisme experimenteel wetenschappelijk beweert te werken, terwijl het geestengeloof uit vroeger eeuwen berustte op vage vermoedens en ongecontroleerde ervaringen. Het spiritisme treedt op met de pretentie, het voortbestaan van de ziel na de dood te bewijzen en meent verder occulte verschijnselen, die o.a. in de Bijbel genoemd worden, te kunnen verklaren. Het spiritisme is geen kerk, doch telt zijn aanhangers in allerlei kringen. Mannen van naam zijn overtuigd spiritist geworden. Het spiritisme beweegt zich echter op een gebied, waar criteria ontbreken en men waarheid en zelfbedrog moeilijk kan schiften, zodat het zelfs aan de Society for Psychical Research niet gelukt is voldoende greep op deze materie te krijgen.

De geschiedenis van het ontstaan van het spiritisme is de volgende: in 1847 betrok John D. Fox met zijn vrouw en twee dochtertjes, Margaret en Ka te, van 12 en 19 jaar, een huis te Hydesville in de staat New York, dat berucht was om zijn spookverschijnselen. Er werden dan ook in de nabijheid van de beide meisjes weldra allerlei klopgeluiden gehoord. Het contact met deze klopgeest werd gelegd door een bepaalde afspraak over de betekenis der kloptekens. Het bleek dat men te maken had met een zekere Charles B. Rosna, die in dat huis was vermoord en wiens lijk in de kelder gevonden zou zijn. Hij kondigde zich aan als de voorloper van andere geesten, die met de levenden in verbinding wilden treden. Sindsdien houden de spiritisten op hun séances de tafeldans, waarbij de geest antwoord geeft op allerlei vragen.

Ook op andere wijze kan men mededelingen van de gestorvenen ontvangen, o.a. door het automatische schrift van een medium, dat door een geest als instrument wordt gebruikt en door direct schrift, waarbij zonder behulp van een mensenhand op een lei of op papier letters, woorden of tekeningen komen te staan. Zeer veel indruk maakt steeds de materialisatie van geesten, waarbij het astrale lichaam van de gestorvene geheel of gedeeltelijk zichtbaar wordt of zelfs gefotografeerd zou kunnen worden.

Voor het leggen van het contact met de wereld der afgestorvenen is de aanwezigheid van een medium on voorwaardelijk vereist. Het mediumschap is fysisch, wanneer het b.v. klopgeluiden oproept, psychisch, zodra het medium in trance plaats maakt voor de geest die door hem spreekt en handelt, en pneumatisch, waar de geest wordt geïnspireerd. Waarzeggers, tovenaars, heksen, profeten, dichters en alle door de geest bezielden zouden mediumieke kracht bezeten hebben en nog bezitten, waardoor ook al de occulte verschijnselen waarvan zij omgeven zijn, te verklaren zouden zijn. De practijk heeft bewezen, dat de omgang met de geesten gevaren kan opleveren voor de geestelijke gezondheid. Het spiritisme heeft daarnaast menigeen bevrijd van het materialisme en de weg gebaand naar een geestelijke wereldbeschouwing, hoewel het bewijs voor het bestaan der geestenwereld nog nooit zonder tegenspraak is geleverd.

C. J. BLEEKER Nic. A. Bruining, Geestelijke Stroomingen, 1923.

Knappert, Godsdienstig Nederland, 1928.

H. M. van Nes, De nieuwe mystiek, 1901.
J.R. Slotemaker de Bruine, Buitenkerkelijke religie, 1927.