I. streng; draagriem.
II. 1. spoor, voetspoor; 2. tracé [v. fort];
III. nasporen, opsporen, (op ’t spoor) volgen, nagaan; overtrekken; traceren, schetsen, (af)tekenen; afbakenen [weg]; aangeven [gedragslijn]; neerschrijven [woorden]; trace his genealogy back
to..., zijn geslacht nagaan tot...; trace out, 1. opsporen, nagaan; 2. uitstippelen, afbakenen; trace over, natrekken; trace a crime to..., een misdaad afleiden uit (van)...; een misdaad wijten aan...; ...de schuld geven van een misdaad.