I. drukken, druk uitoefenen op; (samen)persen, af-, uitpersen, (fijn-, uit)knijpen; knellen [vinger]; pakken, omhelzen; dringen, duwen (in into); squeeze money out of..., ...geld afpersen; squeeze one’s way through..., zich een weg banen door;
II. drukken; dringen, duwen; zich laten drukken;
III. (hand)druk; (was)afdruk; pakkerd; fig druk; afpersing; it was a (tight) ’t was een heel gedrang; het spande, het was een harde dobber.