I. krimpen, inkrimpen, op-, ineenkrimpen; verschrompelen; slinken; shrink hack, terugdeinzen; shrink from, huiverig zijn bij (om), terugdeinzen voor; shrink into oneself, zich in zichzelf terugtrekken; shrink up, ineenkrimpen; her heart shrunk within her, haar hart kromp ineen;
II. (doen) krimpen;
III. (ineen)krimping; fig terugdeinzing.