I. ondergang, verderf, vernietiging; ruïne; puin(hoop); bring to ruin, bring ruin on, te gronde richten, ruïneren; be (lie) in ruin (s), in puin liggen; run to ruin, in verval geraken;
II. verwoesten, vernielen; ruïneren, bederven, in ’t verderf storten, te gronde richten;
III. in puin vallen, te gronde gaan.