Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

put

betekenis & definitie

I. zetten, stellen, plaatsen, leggen; brengen; steken; bergen, doen; fig uitdrukken, onder woorden brengen, zeggen; [een zaak] vóórstellen; [een zekere uitleg] geven (aan on); in stemming brengen; put a check on, tegenhouden, beteugelen, in toom houden; put about, wenden; laten rondgaan; fig uitstrooien; I hope I don’t put you about, dat ik u niet derangeer; be put about, ook uit zijn humeur zijn; in de rats zitten; be put about to..., alle moeite hebben om...; put across, overzetten; put it across, ’t doen inslaan, ’t er in krijgen, 't klaarspelen; [iem.] beduvelen; put along, aanzetten [paarden]; put aside, op zij zetten; van de hand wijzen; put away, wegleggen; van zich af zetten [gedachten]; verorberen; veilig opbergen [in gevangenis]; in de lommerd zetten; put back, weer op zijn plaats zetten of leggen; achteruit-, terugzetten [klok]; [diner] later stellen; achteruit strijken [het haar]; achteruitzetten [gezondheid]; terugkeren; put... before..., 1. voorleggen; 2. stellen boven of hoger dan; put behind one, ter zijde leggen [request]; that puts it beyond all doubt, heft alle twijfel op; put by, op zij leggen, overleggen [geld]; ter zijde leggen; afschepen [iem.]; van de hand wijzen; pareren [slag]; put down, neerleggen, neerzetten; afzetten [passagiers]; opschrijven, optekenen, noteren; onderdrukken, bedwingen [opstand]; afschaffen [auto]; een toontje lager doen zingen, tot zwijgen brengen [iem.]; fnuiken [trots]; put him down as (for) a fool, houden voor; put it down to his nervousness, toeschrijven aan; put forth, uitsteken [de hand]; uitvaardigen [edict]; uitgeven [boek]; opperen [mening]; verkondigen; inspannen, aanwenden [zijn krachten]; put forth leaves, in ’t blad schieten; put forward, 1. voornuitzetten,vervroegen; 2. te berde of ter tafel brengen, verkondigen, opperen [mening]; uitkomen met [candidaten]; put oneself forward, zich op de voorgrond plaatsen; put in, zetten... in, inzetten; steken in; invoegen, inlassen; (laten) aanleggen [el. licht]; aanspannen [paarden]; planten [zaden]; aanstellen, in dienst nemen; verzetten [veel werk]; werken [zoveel uren]; binnenlopen; put in an appearance, zich (even) vertonen; put in a claim (a demand), een eis indienen; put in a word, een woordje meespreken, ook een duit in 't zakje doen; put in a word for one, een goed woordje voor iemand doen; put in for a cleriship, solliciteren naar, zich opgeven voor; put it into Dutch, zeg (vertaal) het in het Hollands; put into words, onder woorden brengen; put off, afzetten, afleggen, uittrekken; van wal steken; uitstellen; afzeggen, afschrijven; afbrengen; een tegenzin doen krijgen in; onthutsen; wegmaken [met chloroform]; kwijt raken, in omloop brengen [vals geld]; verkopen; put one off with talk (fair words), met mooie praatjes afschepen; put off as (for), fig uitgeven voor; he has put it off upon me, het mij aangesmeerd; put on, opzetten, aandoen, aantrekken [kleren]; opleggen; aanzetten; aanhaken [spoorwegrijtuig]; inleggen, extra laten lopen [trein]; in de vaart brengen [schip]; aannemen [zeker air]; zetten [een gezicht]; aan het werk zetten [iemand]; laten spelen [toneelstuk], opvoeren, geven, op touw zetten, organiseren; put on the clock, vóórzetten; put it on, overvragen; overdrijven; maar zo doen; pootaan spelen; put on to..., verbinden met nummer...; put money on a horse, op een paard wedden; put on sixpence, er 6 stuiver op leggen; put on steam, stoom maken; fig er vaart achter zetten; zie ook: side; put out, uitleggen, (er) uitzetten, uitsteken, uitplanten; uitdoen, (uit)blussen, uitdoven; uitstrooien [gerucht]; uitgeven, publiceren; uitbesteden [werk]; van zijn stuk brengen, in de war maken; hinderen; uitbowlen; de loef afsteken; van kant maken; put out buds, knoppen krijgen; put out one’s plans, verijdelen; put out one’s shoulder, ontwrichten; put out one’s washing, buitenshuis laten wassen; put out to board, uitbesteden; put out to contract, aanbesteden; put out to sea, in zee steken; put oneself out to..., zich uitsloven om...; be put out, van zijn stuk gebracht of boos zijn; blijven steken; put over, ingang doen vinden, populair maken; zie ook: put it across; put it over the fire, het boven ’t vuur hangen; put it over till Monday, het laten liggen (rusten) tot Maandag; put through, 1. uit-, doorvoeren; 2. laten doorwerken, onderwerpen aan; they put a bullet through his head, zij schoten hem een kogel door het hoofd; will you put me through to No. 1000?, (wilt u mij aansluiten met No. 1000?; put to, slaan (leggen, houden, brengen) aan; put to bed, in bed leggen, naar bed brengen; put the horses to (the cart), aanspannen; put to expense, op kosten jagen; put to inconvenience, last veroorzaken; put to school, op school doen; put one to it, er vóór zetten; he was hard (sorely, sadly) put to it, (to ...), hij had het hard te verantwoorden; I put it to you, dat vraag ik u, zeg u het nu zelf; put together, samenvoegen, samenstellen, in elkaar zetten; bijeenpakken, verzamelen; put up, doen in, inpakken; opsteken [haar, sabel, paraplu]; ophalen [raampje]; opslaan, verhogen [prijs]; opzenden [gebeden]; indienen [resolutie]; opstellen, ophangen, aanbrengen [ornament]; optrekken, bouwen [huizen]; onder dak brengen, logeren, stallen [auto]; afstappen, zijn intrek nemen (in at); inmaken [boter]; opjagen [wild]; (zich) candidaat stellen, voorhangen; vooruit afspreken; put up a desperate defence, zich wanhopig verdedigen; put up a play, ten tonele brengen; put up (for sale), aanslaan, in veiling brengen, te koop aanbieden; put him up to it, hem op de hoogte brengen; put him up to the thing, er toe aanzetten of er toe krijgen; put up in tins, in blikken verpakt; put up with, berusten in, genoegen nemen met, zich laten welgevallen, verdragen; he is easily put upon, laat zich gemakkelijk beetnemen; he is much put upon, hij heeft het hard te verduren;

II. put oneself (in his place), zich stellen (in zijn plaats);

III. premie te leveren; put and call, dubbele premie: te leveren of te ontvangen;

IV. V.T. & V.D. van 1. put; stay put, (op zijn plaats) blijven; 2. zie putt.