Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

nail

betekenis & definitie

I. spijker, nagel; 2¼ Eng. duim; as hard as nails, 1. in uitstekende conditie; 2. onverbiddelijk; hardvochtig; on the nail, 1. met gereed geld, contant; 2. onmiddellijk; it adds a nail to (drives a nail into, is a nail in) his coffin, dat is een nagel aan zijn doodkist, ook: dat is hem een gruwelijke ergernis; hit the (right) nail on the head, de spijker op de kop slaan;

II. 1. (vast) spijkeren, met spijkers beslaan; 2. betrappen, snappen; op de kop tikken;3. fig lijmen, niet loslaten; nail down, dichtspijkeren; vastspijkeren; fig vastzetten; niet loslaten; nail one’s colours to the mast, van geen wijken of toegeven willen weten; nail up, dichtspijkeren; vastspijkeren.