I. verwerven, (ver)krijgen; verdienen, winnen; bereiken; behalen; gain over, overhalen;
II. (het) winnen; zich uitbreiden; vooruitgaan; vóórlopen [klok]; gain in one’s opinion, rijzen in iemands achting; gain (up)on, veld (iemands genegenheid) winnen; inhalen; (hoe langer hoe meer) ingang vinden bij;
III. (aan)winst, profijt, voordeel; no gains without pains, geen baat zonder moeite.