Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

WALVISVAART

betekenis & definitie

De jacht op walvissen, vooral in de Noordelijke IJszee gedurende de 17de en 18de eeuw, waaraan de Zeeuwen intensief deelnamen. Er werd hoofdzakelijk gejaagd op Groenlandse walvis (Balaéna mysticétus) en Noordkaper (Eubalaéna glacialis). Beide soorten zijn door overbevissing thans zeer zeldzaam geworden.

Het hoofdprodukt was de traan, door koken van het spek bereid en o.a. gebruikt voor verlichting, zeepbereiding, leerlooien en wolbewerking. De baleinen - hoornplaten in de bek - werden gebruikt voor korsetten, hoepelrokken, siervoorwerpen e.d. De onderkaakbeenderen van de Groenlandse walvis leverden ’kneukolie’, een fijne traan die, uit de botten druipend, meestal op de thuisreis werd opgevangen. Daarna werden die kaakbeenderen wel als schuurpalen voor het vee in de wei gezet of als versiering buiten opgehangen. (Zeeuws Museum, Kampveerse toren).Zeeuwse reders traden in 1617 toe tot de in 1614 opgerichte Noordsche Compagnie. Het octrooi, door de Staten Generaal verstrekt, omvatte de wateren rond Spitsbergen, Groenland en Nova Zembla. Er werd in de zomer gejaagd, aanvankelijk in de open wateren, maar later, toen de dieren schaars werden, ook tussen de ijsvelden. In 1619 bouwden de Amsterdammers de traankokerij Smeerenburg op Amsterdams eiland (N.W. van Spitsbergen), waar ook de Denen zich vestigden. Anderen werden daar geweerd. De Zeeuwen stichtten op het eilandje Ytre Norskpya, ten N.O. van Amsterdams eiland, de traankokerij ‘De Zeeuwse Uitkijk’.

In 1623 werden de Denen van Amsterdams eiland verdreven, waarna zich daar eerst Vlissingse, later Middelburgse, Veerse en Hollandse walvisvaarders vestigden. Ter bescherming tegen roverij door Baskische walvisvaarders trachtten in het najaar van 1633 twee groepen vrijwilligers (resp. op Jan Mayen- en Amsterdams eiland) te overwinteren. Slechts de laatstgenoemde, onder wie Jan Henricksz. uit Zierikzee en Adriaen Rutgersz. Goud uit het land van Goes, overleefde dit avontuur. Een tweede overwintering in Smeerenburg kostte het leven van de zeven achterblijvers.

In de zomers van 1978 t/m 1981 heeft een werkgroep van de R.U. te Groningen opgravingen op Smeerenburg en de Zeeuwse Uitkijk verricht. Behalve veel gegevens over werk en levenswijze van de walvisvaarders werden ca. 600 graven gevonden (180 bij de Zeeuwse Uitkijk). Bij het Middelburgse Huis op Smeerenburg werden o.a. twee uit been gesneden Zeeuwse mesheften opgegraven. Aan de Nederlandse walvisvaart van 19461964 naar het Zuidpoolgebied namen ook Zeeuwen deel. Voornamelijk door gebrek aan de met uitsterven bedreigde walvissen werd dit projekt gestaakt.

De betrokkenheid van de Zeeuw bij de walvisvaart wordt misschien het best geïllustreerd door het feit dat het wapen van Walcheren al sinds eeuwen een walvis toont.

LITERATUUR

S. de Vries, Nauwkeurige Beschrijvingh van Groenland. S.P. 1’Honoré Naber. Walvisvaarten. P.J. van der Feen, Verslag van den conservator van het kabinet van natuurlijke historie, in het jaarverslag 1935136 van het Zeeuwsch Genootschap (AZG 1936). M.S. Thomas, Onze Uslandvaarders. L. Hacquebord en R. de Bok. Spitsbergen 790 N.B.