Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SPORT

betekenis & definitie

De nota sportaccomodatie in Zeeland van 1962 gaat uit van de definitie dat sport een lichamelijke activiteit is waarin enerzijds het spelelement, anderzijds het prestatie- en wedstrijdelement essentieel is. Verder wordt in deze nota aandacht besteed aan sport als actieve recreatie en aan sport als kijkspel, passieve recreatie dus.

Een aantal sporten die omstreeks 1900 in Zeeland actief worden bedreven zijn vooral van Engelse oorsprong, waarvan de uitdrukkingen tot vandaag voortleven, zoals goal, keeper en ’pinantie’. Het Zeeuwsch Jaarboekje van 1900 vermeldt als aanwezig in Middelburg de gymnastiekvereniging ’Medioburgum’ (opgericht 27 aug. 1891), de gymnastiek- en scherm vereniging ’Achilles’, een damesgymnastiekvereniging, de wielrijdersvereniging ’Scaldis’ (opgericht 1 dec. 1888), een Walcherse wielrijdersvereniging, de ’Zeeuwsche Voetbalbond’ (opgericht 29 okt. 1899) met als toegetreden verenigingen ’Olympia’ te Middelburg (1 dec. 1894), ’Zeelandia’ te Goes en ’Eendracht maakt macht’ te Vlissingen. Verder is er te Middelburg nog de TJsclub Walcheren’.

De sport als passieve recreatie vertoont in de loop van deze eeuw een indrukwekkende stijging. In 1959 werden in Nederland voor sportuitvoeringen bijna 16.000.000 toegangsbewijzen verkocht, na de bioscoopvoorstellingen op de tweede plaats komend. De nota van 1962 stelt dan ook dat hoewel aanleg en verbetering van accomodatie voor de sportbeoefening zelf in de eerste plaats van belang is, in voorkomende gevallen de toeschouwersaccomodatie eveneens de aandacht zal moeten hebben. Van 1900 tot 1960 groeit het aantal goede voetbalvelden in Zeeland aan tot 81, waarvan 40% gesitueerd is in de grotere centra: Middelburg, Vlissingen, Goes, Terneuzen en Zierikzee. Vijftig voetbalvelden krijgen cijfers in de orde van zeer slecht en op het randje. Verder is er een tekort van 16 velden.

Tussen 1890 en 1913 ontwikkelen zich in Zeeland een aantal clubs die zich met sporten als voetbal, hockey, fietsen, tennis en zelfs golf bezig houden (in 1913 begint men op de baan te Domburg golf te spelen). Tennis, hockey en vooral golf behoren lange tijd tot de elitesporten; na de Tweede Wereldoorlog treedt hierin verandering op, hoewel de Domburgse Golfclub het ballotagesysteem blijft handhaven. Het fietsen komt in Zeeland sedert 1890 tot ontwikkeling. Er komen fietsclubs , maar deze beperken zich tot de jongelui die een fiets krijgen of kunnen betalen. Fietstochten van jongens en meisjes zijn in 1901 nog zo bijzonder, dat aan twee tochtjes later een geschrift wordt gewijd. (Tochtbeschrijving uit de jeugd, De Vey Mestdagh, Vlissingen).

De geschiedenis van de voetbalsport is een soort eb- en vloedbeweging. Wanneer in 1916 de Middelburgsche Sport- en Athletiekvereniging en de Voetbalverenigingen Zeelandia en Olympia ’ineensmelten’, doen zij dat in de eerste plaats in het belang van de Middelburgse voetbalsport. ’Er zouden dan te Middelburg weer flinke voetbalwedstrijden plaats hebben; die toonen zal wat of de sport zelf is en dit is vooral niet gering te schatten’. Op deze wijze wordt, zo zegt men, ’Middelburg’ weer de favoriete van het publiek. Het publiek begint een steeds belangrijker rol te spelen. Bij het 15-jarig bestaan van de gefuseerde vereniging wordt ook gesproken over de noodzaak jongens op te leiden ’tot goede eerlijke sportfiguren, trouwe clubleden vooral, die er een eer in stellen de naam hunner vereeniging hoog te houden door goed spel niet alleen, maar vooral door goede voetbalmanieren; in dat opzicht is de opleiding van voetballeiders dan ook zoo toe te juichen, voetballeiders die beseffen dat niet het trappen van de voetbal hoofdzaak is, doch vooral de combinatie tusschen en de vlugheid van beweging zonder eerst den tegenstander te willen onschadelijk maken’. Wij schrijven dan 1931.

De weg naar betere sportaccomodaties is een lange. Voor voetbal is men afhankelijk van terreinen die door eigenaars daartoe worden afgestaan. In Middelburg is dat het terrein ’achter de meelfabriek van Kakebeeke’. Nadat de Middelburgse voetbalclub het daar tot de eerste klasse brengt in het seizoen 1931/ ,32, verhuist men naar het veld in de ’Nadorst’, waar gebruikte wagens als staan-tribunes dienen. Bekende voetballers in die tijd zijn Rein de Steur, Piet Vogel, F. Dirkse en P. Ploegaert.

In de badplaatsen als Domburg en Vlissingen verrijzen bij de hotels en restaurants tennisbanen, waarop ook wedstrijden worden gespeeld. Het aantal tennisbanen neemt in de loop van de tijd sterk toe: uit het rapport van 1962 blijkt dat de accomodatie op dit gebied veruit het beste is. ’Er zijn 56 tennisbanen waarvan er slechts enkele niet in goede staat zijn. Wèl moeten we hierbij aantekenen dat een aantal verenigingen - die aanleg en onderhoud van banen en spelersaccomodatie in eigen beheer hebben - in financiële moeilijkheden verkeert’. In hetzelfde rapport, uitgaande van de Zeeuwse Sportraad (Stichting Zeeland), worden behalve de accomodatie voor voetbal en tennis, nog die van hockey, korfbal, handbal, tafeltennis, schaatsen, athletiek, gymnastiek, zwemmen, boogschieten, paardrijden, wielrennen, sport- en zweefvliegen, motor- en automobielsport en watersport besproken.

In 1969 verschijnt een nieuw rapport over ’Sportaccommodaties in Zeeland. Een inventariserend onderzoek naar de kwaliteit en kwantiteit van accommodaties ten behoeve van de sportbeoefening’.

Interessant is de vergelijking met 1962, omdat men globaal aan de toename van het aantal accomodaties ook die van de belangstelling voor bepaalde sporten kan afmeten. Het aantal voetbalvelden klimt tot 95, exclusief 17 velden waarop tevens geoefend wordt en 25 velden waarop ook andere sporten worden bedreven. Sinds 1962 neemt het aantal gymnastiekzalen met 43 toe, verder in dezelfde periode 15 zweminrichtingen méér (een toename in Zeeland van 50%, landelijk 30%) en 15 tennisbanen méér. Daar tegenover staat een over de gehele linie vrij slechte situatie in de regio’s Oostelijk Zuid-Beveland en Tholen/St.-Philipsland. Mariekerke met 2570 inwoners beschikt over geen enkele sportaccommodatie en Scherpenisse met 1290 inwoners heeft alleen accommodatie voor schietsport.

Tengevolge van de Deltawerken ontstonden ideale oorden voor de watersport, zoals het Veerse Meer en het Grevelingenbekken. Met de Ooster- en de Westerschelde waren in deze vier regio’s in 1969: 23 jachthavens en twee sportvissershavens met een totaal aantal ligplaatsen van 3259. Thans (1983) heeft de provincie 51 jachthavens met ca. 8000 ligplaatsen.

Wat de ruitersport betreft waren er in dezelfde tijd twee binnen- en 20 buitenmaneges. De Gewestelijke Bond voor Zeeland van Landelijke Rijverenigingen bepleitte sterk de aanleg van toeristische ruiterpaden in Zeeland, zoals rond het Veerse Meer, op Walcheren en in de kop van Schouwen. De nota Sportbeleid Zeeland van 1972 stelde een duidelijke taakverdeling tussen overheid en particulier initiatief, een opvattingdie ook in de beleidsnota van Gedeputeerde Staten wordt gehuldigd: de sociaal-culturele ontwikkelingsschets Zeeland (1973). Het college streeft hierin naar

1. het maken van een taakafbakening tussen overheid en particulier initiatief, 2. het verlenen van subsidies aan algemeen cursusvormingswerk, evenementen en provinciale sportorganisaties en 3. voortzetting van het subsidiebeleid met betrekking tot sportaccomodaties.

Werd in 1979 de laatste integrale beleidsnota voor de sport in Zeeland vastgesteld, een nieuwe nota met beleidsuitgangspunten voor de komende jaren is opgesteld in het kader van het Deelplan Sociaal-Cultureel Werk 1982-1985. Nota’s volgen nog over een sporttechnisch kaderbeleid, de realisering van een provinciaal sportservicecentrum Zeeland, gehandicaptensport, sportgezondheidszorg, opleiding van vrijwillig kaderen een nota over administratief/organisatorische dienstverlening.

De Zeeuwse Sportraad is opgericht 9 november 1959, op initiatief van een aantal sportorganisaties. Het is een provinciaal overlegorgaan , met het doel de belangen van de sport in de provincie Zeeland in de ruimste zin te behartigen. Het is een uitvoerend orgaan van het sportbeleid van de provincie Zeeland. De raad adviseert de provinciale en gemeentelijke overheden, sportbonden en plaatselijke sportverenigingen. Behalve het verrichten van allerlei onderzoeken op het terrein van de sport, coördineert en organiseert zij de activiteiten zoals in bovenstaande nota’s worden beschreven. De raad heeft een vergadering van deelnemers, samengesteld uit vertegenwoordigers van 36 aangesloten regionale/ provinciale sportbonden.

De drie grootste Zeeuwse afdelingen van de aangesloten bonden zijn de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond met 22.629 leden (203 verenigingen), de Koninklijke Lawn-Tennis Bond met 14.165 leden (47 ver.) en het Koninklijk Nederlands Gymnastiek Verbond met 10.867 leden (57 ver.). Laatstgenoemde afdeling wordt gevormd door de Zeeuws-Brabantse Turnkring. De denksporten worden vertegenwoordigd door de Zeeuwse Dam Bond met 291 leden (15 ver.), de Zeeuwse Schaak Bond 693 leden (15 ver.) en de Nederlandse Bridge Bond met 1057 leden (19 ver.). Zelfs de Nederlandse Jeu de Boules Bond is met twee verenigingen vertegenwoordigd (de cijfers dateren uit 1982).

Het bestuur van de Zeeuwse Sportraad is samengesteld uit elf leden: zes leden, gekozen door en uit de vergadering van deelnemers; één lid, aangewezen door en uit het College van Gedeputeerde Staten; vier leden gekozen op persoonlijke titel.

De raad maakt deel uit van het Provinciaal Opbouworgaan Stichting Zeeland.

Zeeland telt twee wereldkampioenen: Keetie Hage en Jan Raas, beiden wielrenners.

Zie kleurenplaat X; t.o. pag. 129.