Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

GRASZAAD

betekenis & definitie

Deze teelt is in ons land en in Zeeland van vrij jonge datum en eigenlijk eerst sinds de vijftiger jaren goed op gang gekomen. Thans echter heeft ze op menig akkerbouwbedrijf een vaste plaats in het bouwplan gekregen, mede omdat de teelt een grondverbeterende werking heeft na het onderploegen van de stoppel- en wortelmassa.

Door de toegenomen druk op bovenen ondergrond door het gebruik van steeds zwaardere werktuigen geeft de structuurverbeterende werking van een graszaadstoppel terzake een gunstig tegeneffect.Hoewel de prijzen van graszaden, afhankelijk van mondiale aspecten, zeer plegen te schommelen, kan dooreengenomen de teelt concurreren met die van granen, terwijl de oogst juist vóór die van de granen pleegt te vallen. De teelt geschiedt op contractbasis en dan meestal op participatiecontract. De zaadopbrengst loopt bij Engels raaigras van 1100-1500 kg/ha, bij beemdlangbloem van 700-1000 kg/ha, bij veldbloem van 600-900 kg/ha en bij rood zwenkgras van 700-1200 kg/ha. In 1978 zijn in Zeeland 5221 ha graszaad gekeurd.

Zeer veel graszaad is voor export bestemd en dient in het algemeen aan strikte kwaliteitseisen te voldoen, o.a. wat kiemkracht en zuiverheid betreft.

De oppervlakten van de twee belangrijkste soorten, resp. Engels raaigras met 1757 ha en veldbeemdgras met 1656 ha geven elkaar niet veel toe. Ook boven de 1000 ha komt rood zwenkgras met 1164 ha. Van de kleinere rassen komt dan Italiaans raaigras (304 ha), terwijl behalve rietzwenk (105 ha) de resterende nog voorkomende cultures beemdlangbloem, hardzwenk, kropaar, struisgras en Westerwoldsraai, alle beneden de 100 ha liggen, soms zelfs, zoals bij bosbeemd en timothee, slechts enkele ha’s innemen.