Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BUTTINGE

betekenis & definitie

(Ter Buttinge, Butthinghe, Buttingh). Gehucht in de voormalige gemeente Grijpskerke, sedert 1-7-1966 in de nieuwe gemeente Mariekerke; oude ambachtsheerlijkheid en voormalige parochie.

De naam Buttinge is vroeger ten onrechte gehouden voor een waternaam (hydroniem), maar is afgeleid van de eigennaam Butto.Wapen:

Het wapen van de heerlijkheid bestond uit een veld van goud met een dubbele arend van sabel (zwart). Dit wapen, dat op de wapenkaart van Smallegange (1696) voorkomt, werd op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd.

Monumenten:

Een nabij Buttinge gelegen vluchtberg(→ werf) is in 1951 oudheidkundig uitvoerig onderzocht; de berg moest ten behoeve van de ruilverkaveling op Walcheren verdwijnen.

Geschiedenis:

De parochie Buttinge wordt in 1249 voor het eerst vermeld. De kerk was een dochter van de Noordmonster te Middelburg en gewijd aan St.-Michaël. Het kerkgebouw, daterend uit ca. 1400, werd na de Reformatie niet meer gebruikt omdat het gebied der parochie bij de Hervormde gemeente van Grijpskerke was gevoegd.

Van de kerk van Buttinge bevinden zich nog enkele resten in een tuin aan de oostelijke zijde van de weg naar Middelburg. Buttinge werd in 1816 bij de gemeente Grijpskerke ingedeeld.

Aan de heerlijkheid Buttinge grensde de heerlijkheid → Zandvoort; ze werden al vroeg met elkaar verenigd. Ook Oost-Poppendamme behoorde tot Buttinge.

LITERATUUR

Van der Horst, Kerken en parochiën op Walcheren. Schönfeld, Waternamen. Trimpe Burger, Onderzoekingen in vluchtbergen, 138-140. J. de Vries, Woordenboek plaatsnamen. Wilderom, Tussen afsluitdammen III. Zelandia Illustrata VIII, 661-665. Zie verder bibliografie, topografische ingang.