Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

UMLAND, HEINRICH

betekenis & definitie

(Freyburg 1810-Breda 1880), orkestleider, componist; kwam in 1827 naar Nederland, werd muzikant bij de 9de afd. infanterie en werd in 1829 opgenomen in de door koning Willem I opgerichte hofkapel. Na in Utrecht bij de stadsconcerten te zijn opgetreden, werd hij muzikant, tevens leraar bij de cadetten aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda in 1837.

Hij was organist in de Grote Kerk, speelde cello en trad op als dirigent; was leider van „De Harmonie”, het symphonie-orkest, van „Vlijt en Volharding”, van de gemengde koren „Concordia” en „Aurora” (1855), de „Euphonie” (1848), het Bredaas mannenkoor (1865), de kamermuziekvereniging (1875) en van de jeugdzangschool van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen (1843). Van de meeste van deze verenigingen was hij tevens de oprichter.Bij het 25-jarig bestaan van de K.M. A. componeerde hij de „Nationale Feestmarsch”, die hij opdroeg aan Prins Frederik, waarvoor hij een gouden dasspeld met briljant ontving. Voor Koning Willem I componeerde hij de „Intogtmars”.

Bron: H. J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1850-1919.