(Boxmeer 1859-Brussel 1938), historicus; studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, behaalde zijn kandidaats cum laude; beëindigde zijn studie om zich geheel te wijden aan de studie van de Nederlandse geschiedenis, vnl. de periode 1576-80, Zijn eerste geschrift was getiteld: Het tijdelijk karakter der Unie van Utrecht, en opgenomen in het Tijdschrift voor Geschiedenis (1887). Hij bezorgde een uitgave van de correspondentie van graaf Jan van Nassau tijdens diens stadhouderschap in Gelderland 1578 tot 1586 in opdracht van Koningin Wilhelmina.
De Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis gaf hem de opdracht tot uitgave van de Notulen van het College der Nadere Unie (1930). Tengevolge van een zwakke gezondheid en om andere persoonlijke redenen zijn beide uitgaven niet geheel voltooid. In het Koninklijk Huisarchief te Den Haag bevindt zich een Collectie Trosée; ,,Het verraad van George van Lalaing, graaf van Rennenberg (1894, Den Bosch), Historische Studiën (1924, Den Haag). Het eerste tijdvak van het verraad van graaf Willem van den Bergh (Arnhem, 1929).Bron: Biografisch Woordenboek.
