Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

TETERINGEN

betekenis & definitie

gemeente in West-Noord-Brabant, Baronie van Breda, bestaande uit Teteringen en Hoeveneind. Aantal inwoners: 5.521 (1986); oppervlakte: 1.404 ha.

Wapen: zijnde van lazuur, beladen met een bisschop, houdende in deszelfs linkerhand een staf, alles van goud (1817). Met de bisschop wordt St. Willibrord bedoeld, die vanouds de patroon is van de parochie. De gemeentevlag werd vastgesteld in 1978 als zijnde: rood met op het midden een geel schuin kruis, waarvan de breedte der armen gelijk is aan het tiende deel van de hoogte van de vlag. Geschiedenis: Teteringen wordt voor het eerst genoemd in 1314 als Tateringhen; zijn oorsprong zou het dorp te danken hebben aan een gift van Arnold van Leuven en diens gemalin Elisabeth van Schoten, heer en vrouwe van Breda aan de poorters van Breda in het jaar 1280. Weidegronden en woeste gronden werden toen voor gemeenschappelijk gebruik afgestaan.

De gronden waren gelegen tussen de Emelenberg, de Ypelaar, de Molengracht en het Verdenbosch. Doordat buitenpoorters zich er vestigden kwam het gehucht Teteringen tot stand. Het lag rond een kruispunt van wegen. In 1496 telde het dorp 61 woningen en ongeveer 300 inwoners. Het kreeg verschillende tegenslagen te verwerken tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Herhaaldelijk werden huizen in brand gestoken.

Het dorp kreeg wel in 1597 een eigen afvaardiging in de vergadering van het Land van Breda, terwijl het ook kerkelijk los van Breda kwam toen in 1635 een eigen r.k. parochie werd gesticht. Maar de kerk kon slechts korte tijd door de katholieken worden gebruikt, omdat ook hier het bedehuis moest worden verlaten na de vrede van Munster. Tijdens de Franse tijd werd het dorp een zelfstandige gemeente, wat vooral te danken moet zijn geweest aan de inzet van Pieter van Ginneken. De gemeente Teteringen heeft enkele malen grond aan de stad Breda moeten afstaan; het eerst in 1927, toen 400 ha werd geannexeerd. Het ging toen om de Teteringsedijk, Zandberg, de Baronielaan en de Belcrumpolder. De gemeente viel in een klap terug van 9000 inwoners naar 2000.

In 1942 ging het om een gebied van 350 ha, de Terheijdense Hoek en de Driesprong met in totaal 1500 inwoners, en in 1961 om de Hoge Vught, 117 ha. Teteringen werd vanaf die tijd vooral een forensendorp. Het heeft nog de beschikking over een gemeentehuis uit het begin van de 19de eeuw, maar het werd eerst in 1870 als zodanig door de gemeente in gebruik genomen.

Voordien was het pastorie. In 1977 werd er een kantoor bijgebouwd.

De uitbreiding van de gemeente vond vooral plaats in het bestemmingsplan Het Kerkeind.

Teteringen werd ook bekend als vestigingsplaats van het klooster van de Paters van het Goddelijk Woord.

Overheidinstellingen e.d.: gemeentehuis, Hoeveneind; politiebureau, Schijfstraat; postkantoor, Donkerstraat; elektriciteit: Pnem, rayonkantoor Oosterhout; water: Waterl.mij N.W.Brabant, Oosterhout; gas: Intergas Oosterhout.

Onderwijs: 3 basisscholen, waarvan 2 r.k.

Sport, recreatie: Sportpark De Gouwen, Donkerstraat, trimbaan Meerberg, 2 gymnastiekzalen, sporthal Sportcentrum Teteringen; Teteringse Heide en Cadettenkamp; De Meerberg met o.a. de Vrachelse Heide; Oosterheide.

Monumenten: De Blauwe Hoeve, genoemd in 1670, boerderij Hoeveneind 65 uit 1878, de Hoge Schuur uit 1732; boerderij Hoeveneind 76 met Vlaamse schuur uit 1686; Hoeveneind 33 uit 1708; Hoeveneind 23 uit 1858; Hoeveneind 21 uit ca 1850; Hoeveneind 7 uit 1810; Moleneind 25 uit 1612; huis Rustenburg uit 1788; Withof uit omstreeks 1815, herenhuis Hooistraat 26, eind 18de, begin 19de eeuw; gemeentehuis begin 19de eeuw; boerderij Groenstraat 8 uit 1871; boerderij Hoeveneind 88 uit omstreeks 1877.

Bron: 15 monumenten in Teteringen, Info gemeente.