Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

TEMPELIERS

betekenis & definitie

geestelijke ridderorde, kruisridders, te Jeruzalem in 1118 gesticht door Hugo de Payns; zeer rijke en machtige orde met vele bezittingen in Brabant. Zo bezaten zij het Huis Ter Brake in Alphen, al kort na de stichting van de orde in 1118, dat na 1312 overging naar de Malthezer ridders, toen paus Clemens V en koning Philips van Frankrijk de orde van de Tempeliers in 1312 officieel hadden opgeheven.

Het Huis van de Tempeliers in Rixtel wordt in 1214 en 1289 genoemd. Willem, graaf van Megen, en zijn zoon Dirk schonken hun allodiaal goed te Rixtel aan de Tempeliers, die het overdroegen aan hertog Hendrik I van Brabant, die het in 1214 weer aan de Tempeliers schonk. In 1289 maakten de Tempeliers aanspraak op het collatierecht van het pastoraat in Rixtel. Verder bezaten de Tempeliers huizen in Heusden en Besoyen. Zij hadden eveneens goederen in eigendom in Oosterhout, vele van die goederen gingen over naar de Johannieters. De Tempeliers spelen nog een rol in een legende, die zich in Heeze afspeelt. In Haaren herinnert de Tempeliersweg nog aan de ridderorde, waarvan de grootmeester en vele ridders op bevel van Philips IV van Frankrijk levend werden verbrand.