Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

STANDDAARBUITEN

betekenis & definitie

gemeente in het noordwesten van Noord-Brabant, omvattende de kerkdorpen Standdaarbuiten en Noordhoek (ged.), alsmede het gehucht Kreek. Standdaarbuiten maakt deel uit van het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant, telt 2.663 inwoners (1986) en is 1360 ha groot.

Ze grenst aan de gemeenten Klundert, Hoeven, Oudenbosch, Oud en Nieuw Gastel, Fijnaart en Heijningen.Wapen: Het wapen is dat van de heren van Bergen op Zoom uit het huis van Glimes, „zijnde coupé, waarvan het bovenste parti, het eerste van sabel, beladen met een klimmende leeuw van goud, het tweede van keel, beladen met drie palen van goud, het onderste van sinopel, beladen met drie maliën van goud, staande twee en een.” Dit wapen, dat gedekt kan worden met de burgerkroon (3 bladen en 2 paarlen) werd bij besluit van de Hooge Raad van Adel van 16 juli 1817 verleend. Sinds 1968 is er ook een gemeentevlag met de kleuren rood en groen van Jan III van Glimes, terwijl het wit met zwart omrande kruis duidt op St. Jan de Doper, schutspatroon van Standdaarbuiten.

Geschiedenis: Standdaarbuiten is ontstaan doordat Jan III van Glimes, heer van Bergen op Zoom in 1525/6 de schorren of gorzen, die met de naam „Standerbuyten” werden aangeduid en vanuit Oudenbosch gezien aan de overzijde van de rivier de Mark lagen, liet bedijken. Standdaarbuiten behoorde sindsdien dan ook tot het markiezaat van Bergen op Zoom. Toch was het gebied eind vijftiende eeuw omstreden, ook graaf Engelbrecht van Nassau had er in 1475 aanspraak op gemaakt met de bewering dat de gorzen een aanwas waren van zijn heerlijkheid Niervaert. Maar in 1510 besliste de Grote Raad van Mechelen dat Standdaarbuiten evenals Fijnaart en Heijningen tot Bergen op Zoom behoorde.

In de zuidhoek van de polder, die een gebied van 820 ha omvatte en de naam kreeg „Het Oudland van Standdaarbuiten” werd na 1528 rond de geplande kerk en pastorie het dorp Standdaarbuiten gesticht. Later werd de inpoldering voortgezet. Zo ontstond in 1613 aan de westzijde het Nieuwland of de Mancia Winterpolder en in 1700 de Prins-Hendrik- of Mancia Zomerpolder, terwijl in 1765 de schorren langs de Mooie Keene werden ingepolderd.

De jonge polder doorstond de storm van november 1550 goed en ook later bleef hij voor grote stormvloedrampen gespaard.

Toch is Standdaarbuiten in de loop der eeuwen niet voor calamiteiten gespaard gebleven. In 1572 en volgende jaren drongen de Watergeuzen het Westbrabantse polderland binnen en brandschatten en plunderden naar hartelust. Bij een grote brand in 1760 werd bijna de gehele kom van het dorp in de as gelegd.

Ook tijdens de tweede wereldoorlog werd de gemeente zwaar getroffen. Bij de bevrijding in november 1944 door de Amerikaanse Timberwolfdivisie werden het centrum van het dorp en de buurtschap Noordhoek ernstig getroffen. Van de 400 woningen werden 125 geheel verwoest en 80 zwaar en 135 licht beschadigd.

Bij de wederopbouw werd de Markt aanzienlijk verbeterd, waardoor de R.K. kerk, toegewijd aan St. Johannes de Doper, van architect J. Oomen uit 1924 beter tot zijn recht komt.

Ten oosten van de oude dorpskern verrees een nieuwe woonwijk (Tuindorp). Later werd de bebouwing ook aan de noordzijde met nieuwe straten uitgebreid en is met een verdere uitbouw in oostelijke richting begonnen.

In Noordhoek dat tot de oorlog bijna uitsluitend bebouwing langs de dijk had gekend, werd onderdijks een kern gevormd. Deze werd gesitueerd rondom de in 1921 gestichte R.K. kerk (een schepping van de Oosterhoutse Benedictijn Dom Bellot), toegewijd aan St. Jozef. Aan de andere zijde van de dijk ontstond ook een nieuwe wijk. Door het gewijzigde beleid inzake de kleine kernen is het perspektief voor Noordhoek gunstiger geworden.

Bevolking: Standdaarbuiten was een overwegend agrarische gemeente. Gedurende de eerste eeuwen vonden de meeste inwoners hun bestaan in de akkerbouw of de veeteelt, hetzij als zelfstandige, hetzij als ondergeschikte.

In de tweede helft van de 19e eeuw, toen de suikerindustrie in West-Brabant tot bloei kwam, vonden velen werk in de suikerfabrieken van Oudenbosch, Oud-Gastel en Standdaarbuiten. Dit duurde tot omstreeks 1920.

In het begin van de 19e eeuw kwam in Standdaarbuiten de vlasnijverheid op, die zich met veel ups en downs in de 20e eeuw ontwikkelde tot de dominerende bedrijfstak van de gemeente. Standdaarbuiten werd het centrum van de Brabantse vlasnijverheid die hier hoofdzakelijk in kleine gezinsbedrijven werd uitgevoerd. Omstreeks 1950 waren er niet minder dan 135 vlasbedrijven, waarin ruim 300 personen werkzaam waren. Enkele jaren later ontstond er echter een crisis, die een sterke achteruitgang tengevolge had. De vlasnijverheid is thans op één bedrijf na geheel verdwenen.

Intussen zijn vele vlassers overgestapt op een nieuw bedrijf, de champignoncultuur. Deze omschakeling waarmee in 1957 werd begonnen is een groot succes geworden. Met ruim 30 bedrijven is Standdaarbuiten de belangrijkste champignongemeente in West-Brabant. Moderne teelttechnieken worden hier op de voet gevolgd, getuige de opening in 1979 van een bedrijf voor doorgroeide compost. Monumenten: Standdaarbuiten heeft weinig monumenten. Er staat een aantal interessante boerderijen in het poldergebied, o.a. aan de Buiten- en Molendijk.

Aan de Molendijk staat ook een molenromp (1786). Het gemeentehuis is gebouwd in 1853. Van de drie kerken is de hervormde kerk in Standdaarbuiten de oudste (1809-10), waar een 10% van de inwoners toebehoort. De grote meerderheid is rooms-katholiek.

Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Markt 32; rijkspolitiebureau, Markiezenlaan 25; postkantoor, Van Liedekerkestraat 16; waterschappen: De Mark-Vlietlanden, De Striene, Appelaarseweg 14, en Hoogheemraadschap West-Brabant, Bouvignelaan 5, Breda.

Nutsbedrijven: gas: Intergas n.v., Hilsondisstraat 1, Sprundel; water: Waterleidingmij Noord-WestBrabant n.v., Bosschendk. 171, Oudenbosch; elektriciteit: PNEM n.v., Brugstraat 7, Zevenbergen. Onderwijs: 2 scholen voor basisonderwijs. Recreatie: De gemeente heeft ruime sportvoorzieningen (5 voetbalvelden en 5 tennisbanen), verspreid over beide kerkdorpen. Het poldergebied is langs goede wegen en speciale fietspaden te verkennen.

Bron: Gemeente-info (1982); Alb. Delahaye, De polders van het waterschap ,,De Striene” (1975).