Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

SOMEREN

betekenis & definitie

gemeente in het zuidoosten van Noordbrabant, gelegen in de driehoek Eindhoven, Helmond en Weert, aan de rand van het hoogveengebied ,,De Peel”, nog net in het zuidelijk deel van de Meijerse Kempen en omvattende de kerkdorpen Somere-nDorp, Someren-Eind, Someren-Heide en Lierop en een aantal buurtschappen en gehuchten w.o. Achterbroek, Boomen, Eindje, Grote Hoeven, Hersel, Kleine Hoeven, Loove, Moorsel, Sluis XIII, Stipdonk, Vlas en Winkelstraat.

Someren maakt deel uit van het Streekorgaan Gewest Helmond, telt 16.568 inwoners (1986) en is 8.358 ha groot. Ze grenst aan de Limburgse gemeente Nederweert en de Noordbrabantse gemeenten Maarheeze, Heeze, Mierlo, Helmond en Asten.

Wapen: Zijnde van keel (rood), beladen met een kruis, gecantonneerd met vier klimmende leeuwen, alles in goud. Dit wapen bij besluit van de Hoge Raad van Adel op 16 juli 1817 vastgesteld, kwam reeds voor in 1362, o.a. in schepenakten met bovendien aan de linkerkant St. Lambertus met staf en boek. De officieuze vlag is rood-wit geblokt/boerenruit met in de top het Somerense wapen.

Geschiedenis: Over het ontstaan van de naam zijn de meningen niet eensluidend. In documenten uit de archieven van Postel wordt reeds in 1212 gesproken van Sumeren, in 1302 van Zomeren en in 1502 van Zoemeren. Sommigen zoeken de naamsafleiding in so of soe (water) ma (land) ren (grens), anderen in het feit dat de Aa uit „seven moeren” hier zijn oorsprong zou vinden. Ook is verondersteld, dat de naam dateert uit de voor-Germaanse periode, een afleiding zou zijn van een voornaam Sumaro of Zomer, of verwant zou zijn met de Belgische Zomergem’s of de Duitse Sumeringa’s, die zomerweide betekenen.

Vondsten van Gallo-germaanse grafurnen en pijlspitsen, en zelfs stenen bijlen en mesjes uit een prehistorisch tijdperk tonen in elk geval aan, dat Someren reeds + 900 v. Chr. bewoond was. Vanaf de vroege middeleeuwen is Someren gegroeid uit een serie gehuchten zoals Schoot, Slyven, Varsel, Hoeven, Hozen, Vlas en Vlerken. ± 1100 was Someren een Heerlijkheid van het geslacht van die naam. Bessela van Someren, gehuwd met de Graaf van Teisterbant, was medestichteres van de Abdij van Berne (1134), dat tot wapenspreuk had „Post fata viresco”. Jan II, Hertog van Brabant, verhief de plaats op 29 juni 1301 tot z.g. vrijheid of stad en bepaalde dat voor Someren zeven schepenen zouden worden gekozen. Deze en andere voorrechten brachten bloei en welvaart.

Dat Someren ook vroeger een belangrijke plaats was, kan men afleiden uit de haardtellingen: in 1437 1890 zielen, 378 woonhuizen (Helmond 356), in 1736 392 woonhuizen (Helmond 385) en in 1815 2610 inwoners (Helmond 2492).

Door strooptochten en plunderingen der Geldersen onder hertog Karei (okt. 1506) en de brandschatting van Maarten van Rossum (1543) volgde daarop armoede en verval. Vanaf het midden van de 16de eeuw wordt er voortdurend over die armoede geklaagd. De landbouwgronden worden niet meer uitgebreid, velen verlaten de streek, ook de zeven herenhuizen of kasteeltjes waarvan alleen nog de grachten en nabij „de Donck” een stuk ruïne terug te vinden is, raken in verval (o.a. Vladeracken, Edelenburg, Wolfsnest, Witvrouwenbergweg, Donck en Grimberg met families: Eijnthouts, Van Eijck, Wijtfliet, Van Kessel, Back en Van Gerven). Het begevingsrecht (pastoorbenoeming) en gedeeltelijk het tiendrecht (op rogge, vee e.d. in 1855 door de gemeente afgekocht) behoorden aanvankelijk aan de St. Lambertuskerk te Luik en werd in 1224 door een Somerens edelman, Henri Kirse, overgedragen aan Postel, een stichting van 1140 van de abdij van Floreffe (België) en in 1618 een zelfstandige abdij. Someren had in 1212 reeds een kerk en na 1436 een grote kruiskerk nabij de Speelheuvel met 12 altaren en verder een kapel op Opstal (nu de Postel) met 2 altaren.

Na 1648 werd aan het Kievitsven een hulpkerkje gebouwd (o.a. pastoor Verdonck), juist buiten het Staten-gebied onder Nederweert (even over de grens aan de Bolderdijk) en met verlof van de gravin van Egmond. Na de inval der Fransen kwam er op de Postel een schuurkerk. Na afbraak in 1829 werd op deze plaats een zgn. Waterstaatskerk gebouwd, later boerenbondsgebouw en daarna confectie-atelier.

Rond het midden van de 19de eeuw begint dan de ontginning van grotere complexen woeste gronden. Zo ontstaan nederzettingen, waarvoor pastoor Johannes van den Eijnde uit Someren-Dorp de tijd rijp acht een parochie te stichten. Die kwam er in 1878 als ook kerk en school gebouwd worden. Het particulier initiatief blijft inmiddels doorgaan met kleine ontginningen. Al die particuliere ontginningen leverden in ca 60 jaar een 720 ha bouw- en weiland op.

De bevolking nam in die jaren niet toe. In 1871 telde men 3050 inwoners; dat getal loopt terug tot 2949 in 1884, terwijl het in 1900 2984 is. Pas in 1911 komt men weer aan het getal van 1871 toe nl. 3094. Daarna zal het geleidelijk oplopen tot 3559 in 1921 en 4363 in 1929.

In de late middeleeuwen zien we in Someren een verdeling in Slieven (noordelijk) en Schoot (zuidelijk) met 2 burgemeesters, soms bijgestaan door 5 gemeentemannen. Reeds vroeg voor een dorp kreeg Someren een geheel nieuw en gemoderniseerd gebouw van de Helmondse architect Roffelsen en in 1963 werd dit gemeentehuis doelmatig verbouwd door de Somerse architect A. van Heugten. In 1981 werd het huidige gemeentehuis, na flinke uitbreiding en verbouwing, in gebruik genomen.

In 1907 komt het eerste rapport van de Ned. Heidemaatschappij tot ontginning van 2000 ha. Het Staatsbosbeheer komt in 1914 met een plan. De zaak van de ontginning komt pas goed op gang na het tweede rapport van de Heidemij in 1920. En per juli 1925 blijkt er 492 ha verkocht te zijn: 50 ha publiek, 74 ha onderhands voor uitbreiding nieuwe boerderijen en 368 ha voor stichting van nieuwe landbouwbedrijven. Eenmaal goed op gang gekomen, bleek de ontginning door niets meer te stuiten.

Hedentendage is praktisch Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Wilhelminaplein 1; hoofdbureau Rijkspolitie, Speelheuvelstraat 1; postkantoor, Wilhelminaplein 29; Waterschappen: De Aa, Postelstraat 48, ’s-Hertogenbosch, De Dommel, Molenpad 8, Boxtel. Nutsbedrijven: elektriciteit: Pnem n.v., Lage Kerk 9, Deurne; water: Waterleidingmij Oost-Brabant n.v.. Burg. Coxlaan 2, Heeze; gas: Gasbedrijf Peelland, Dr. Huub van Doorneweg 14, Deurne. Onderwijs: Someren heeft 11 scholen voor basisonderwijs, 2 scholen voor buitengewoon lager onderwijs, een M.A.V.O. en 3 scholen voor Lager Beroepsonderwijs.

Sport en recreatie: Someren heeft ruim 1000 ha bos, met het ven Beuven (80 ha) en de Lieropse Heide (378 ha) een prachtig recreatie-object. In Someren liggen verder geheel of gedeeltelijk de natuurreservaten De Kleine Aa (21 ha) en Sangbroek en de Goorkens (15 ha). Er staan twee molens: „Den Evert”, een standerdmolen uit ± 1534, en „Den Victor”, een stenen beltmolen uit 1853. Someren heeft verder o.a. sportparken, tennisaccommodaties, sporthallen, gymnastiekzalen, een openluchten een overdekt zwembad.

Bron: Gemeentegids Someren (1981); J. Cunen, Inventaris van het Archief der Gemeente Someren.