I.hoogste rechtscollege van het hertogdom Brabant, dat in 1406 met de Rekenkamer te Vilvoorde werd opgericht door hertog Anton van Bourgondië. Zowel de adel als de steden verklaarden zich echter tegen de raad met als gevolg dat hij zelfs niet bijeen is gekomen.
Onder de zoon van Anton, Jan IV, kwam het tot een conflict met de Staten van Brabant, waarbij Jan IV zich in 1422 zag genoodzaakt een nieuwe raad, Hof van Brabant genaamd, te erkennen. In 1425 echter richtte Jan IV weer een nieuw rechtscollege (Raedcamer) op, dat toen het Hof van Brabant verdween, de oude naam aannam. Tot de Franse revolutie bleef de Raad van Brabant het hoogste rechtscollege voor Brabant.II.op 26 sept. 1591 officieel in het leven geroepen opperste gerechtshof voor het generaliteitsland Brabant, met vestigingsplaats in ’s-Gravenhage; het archief hiervan is in 1882 naar het Rijks Archief Noord-Brabant overgebracht, gedeeltelijk ook dat van de Landen van Overmaas, een deel van Limburg. Deze Raad van Brabant kwam vooral in actie na de veroveringen van ’s-Hertogenbosch en Breda, resp. in 1629 en 1637.
