(Oisterwijk?, ca 1470-Keulen 1547).,begijn, bekend door haar werken, zoals ..Der rechte wech". De schrijfster heeft veel pijnen en smarten moeten doorstaan, uitwendig en inwendig, en zou gestigmatiseerd zijn geweest.
Zij is waarschijnlijk een Claris geweest van het klooster Catharinenberg te Oisterwijk. die de Regel van de Derde orde van St. Franciscus volgde. De schrijfster is in elk geval overste van een klooster.Maria van Oisterwijk wordt ook wel Maria van Hout genoemd. Nadat zij lange tijd hel klooster met grote lof en succes had bestuurd, vertrok zij naar Keulen, waar zij enkele jaren door de Kartuizers en andere vrome vrienden werd onderhouden. Algemeen wordt aangenomen, dat zij ook de schrijfster was van andere werkjes als Dat Paradijs der Liefhavender Sielen, De Negen Trappen der Simpelheit. De Evangelische Peerle en De Spiegel der volcomenheit. Na haar dood in 1547 werd haar stoffelijk overschot in de Mariakapel van de vroegere Keulse Karthuizerkerk begraven: zij wordt dan genoemd ..de wonderbare maagd Maria van Oosterwijk, groot door verdiensten en van verborgen heiligheid". Petrus Canisius deelde begin 1548 aan zijn medebroeders in Keulen mee:
..De Heer heeft u van de Moeder van Oisterwijk beroofd, maar ik twijfel er niet aan dat zij voor ons, wezen, in de hemel bidt."
Bron: Prof. dr. W. Lampen in Brabantia 1959-2.