Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

OISTERWIJK (gemeente)

betekenis & definitie

gemeente in het centrum van Noord-Brabant, gelegen ten oosten van Tilburg. Ze omvat het dorp Oisterwijk en de buurtschappen Balsvoort.

Hondsberg, Kerkhoven, Klein-Heide, Klein-Oisterwijk, De Logt, Oirschotsedijk en 't Spijt, Oisterwijk, op het gebied van industrievestiging en werkgelegenheid samenwerkend met Tilburg, telt 17.153 inwoners (1985) en is 2794 ha groot. Ze grenst aan de gemeenten Haaren, Boxtel, Oirschot, Moergestel, Berkel-Enschot en Udenhout.Wapen: Verleend op 16 juli 1817: In blauw een burcht met drie torens in goud. Bij raadsbesluit van 18 januari 1963 werd de gemeentevlag aldus vastgesteld: Rechthoekig, een blauwe vlag met drie gele vertikale banen, waarvan de breedten zich verhouden als 1:2:1 en waarvan de onderlinge afstand gelijk is aan de breedten der smalle banen en aan 1:4 van de afstand van de eerste baan tot aan de broekzijde.

Geschiedenis: Over de vroegste geschiedenis van Oisterwijk is hoegenaamd niets bekend. Wel is zeker dat reeds eeuwen voor het begin onzer jaartelling zich mensen in Oost-Brabant hebben opgehouden, maar van hun verblijf op Oisterwijks grondgebied is maar een enkel spoor gevonden. De echte geschiedenis begint rond 1200. Omstreeks die tijd nam het verkeer te land in betekenis toe. waardoor Keulen, gelegen op een snijpunt van een land- en een waterweg, Tiel als handelsstad ging overvleugelen. Het zuidelijke deel van het hertogdom Brabant met de hoofdstad Leuven en gelegen in het stroomgebied van de Schelde was al eerder tot bloei gekomen. In het noorden zag hertog Hendrik I kans het strategisch gelegen Den Bosch in 1196 met wallen en muren te omringen en tot een vesting te verheffen.

De hertog besloot nog meer plaatsen te gaan bevoorrechten. Een daarvan was Oisterwijk. dat via de Reusel. Lei of Achterste Stroom over water bereikbaar was vanuit 's-Hertogenbosch. Bovendien lag Oisterwijk op de handelsweg tussen Nijmegen en het rijke Vlaanderen. Het is zeer wel denkbaar, dat de hertog de gunstige positie onderkennende de plaats vrijheden heeft verleend ten einde de bewoners van zich afhankelijk te maken. Hij kon dat doen. nadat hij een deel van het gebied van de heren van Tilburg van Betto van Stavenisse had gekocht.

Deze vrijheden kwamen in de plaats van destijds nog algemeen voorkomende horigheid en hielden aldus een vrijdom van zekere lasten in. Deze begunstiging werd vrij kort voor 1213 verleend. Hij werd in 1 230 zodanig uitgebreid, dat de bewoners in dezelfde rechtstoestand kwamen te verkeren als de poorters van Den Bosch met uitzondering van de tolvrijdom op de Rijn. De gelijkberechtiging betekende, dat de bewoners der ..vrijheid" hun eigen rechtspraak kregen, wat vrijwel gelijk stond met zelfbestuur.

Vermoedelijk is de aanwezigheid van een rechtbank er oorzaak van geweest, dat Oisterwijk tevens hoofdplaats werd van één van de kwartieren van de Meierij van Den Bosch, welk kwartier zich uitstrekte van Waalwijk en Sint-Michielsgestel tot Hooge Mierde, en van Goirle tot Boxtel. Dan is er ook al sprake van een parochie: in 1220 ontving de adellijke abdij St. Geertrui der reguliere Kanunniken van St. Augustinus te Leuven van hertog Hendrik I het recht pastoors van de Petruskerk in Oisterwijk te benoemen. Dat recht heeft zij tot 1648 weten te handhaven.

Door de minder gunstige ligging van Den Bosch moet Oisterwijk een geringere eigen handel hebben gekend. Wel kan het een niet onbetekenende doorgangsfunktie hebben vervuld. Bovendien moet de plaats al vroeg een laken- en leernijverheid hebben gehad. Sinds 1353 had de vrijheid een jaarmarkt en kreeg in 1414 het zegelrecht voor de lakens. Het kan zijn, dat de schaaphouderij in de omtrek en de ligging op een kruispunt van handelswegen de nijverheid begunstigd hebben. In de vijftiende eeuw was de wolnijverheid van groot belang en het kan zelfs zijn. dat ze omstreeks 1 500 het voornaamste middel van bestaan is geweest.

Doordat zowel handel als industrie voor de bewoners van betekenis waren en de plaats een bestuurstaak was toebedeeld, kan van een concentratie van funkties worden gesproken en van een stedelijk karakter van het middeleeuwse Oisterwijk. Toch telde het eind 14de eeuw nauwelijks duizend inwoners.

Het zal niet alleen de verplaatsing van de wereldhandel van de zuidelijke naar de noordelijke Nederlanden, maar meer nog de ligging in een grensgebied zijn geweest, waardoor als gevolg van oorlog en plundering het inwonertal na het midden der 16de eeuw terugliep. Na de plundering door de Gelderse Maarten van Rossum in 1542 en een aantal grote branden, geraakte tijdens de 80-jarige oorlog de eens zo bloeiende stad in verval. Plunderingen en brandstichtingen teisterden de inwoners. In een kroniek van de jaren 1566-1609 heet het: ..1578 regt voor den ogst is den graaf van Bossie... met zijn leger binnen deezen vreijheijt gecoomen... welk leger meer als de eene helft van de graane op den velden en akkeren afgemeijt, vervoerd en vermeldt hadden. In het selven jaer omtrent alderhijligen is in deezen vreijheijt gelogeerd het regiment van collenel Steekberk... Op den 29 Desemb. 1579 zoo hebben die geuzen van Breda een vendelen des voors. collenel binnen de vreijheijt leggende opgeslaagen, den venderik gevangen en het vendele meden genomen en hebben die geuzen de voors. vreijheijt uijtgerooft en eenige nabeuren gevankelijk meden geleijdt en groot randtsioen afgenomen alles nogtans tot hen onschuld... Op den 4 Jann. 1580 is (de voors. collenel) binnen de voors. vreijheijt comen loogeren met 4 companie paerden... en (is) aldaer gebleeven den tijt van 8 weeken tot groot bederfenissen van de voors. vreijheijt mits middelertijd allen het wassende houdt was vernield en daer en boven wel 150 heuijzen gerenuweerd, afgebrooken en verbrand en is daer naer vertrokken naar Eijnthoven."

Na de vrede van Munster in 1648 werd Noord-Brabant generaliteitsland en miste daardoor vrijheid van ontwikkeling. Dit kwam tot uiting in het verbod tot invoer van schoenen uit Staats-Brabant. eerst in Amsterdam en in 1778 in geheel Holland.

In de Franse tijd kwam er enige verandering ten goede. De achterstelling van de rooms-katholieken bij de schaarse protestanten eindigde, maar van een echte economische opleving was nauwelijks sprake. Het snelgroeiende Tilburg overvleugelde Oisterwijk. Van de vroegere nijverheid was in de eerste helft van de vorige eeuw weinig over. Men leefde voornamelijk van de landbouw, doch de weiden waren schraal, zodat er ’s winters hooi uit de Langstraat moest worden aangevoerd. Op het bouwland werd rogge, boekweit en haver geteeld.

Verder waren er een bierbrouwerij, zeven leerlooierijen en touwerijen, een roodververij. een kaarsenfabriek, een paardenolie- en drie korenmolens. Ook omstreeks 1875 was het voornaamste middel van bestaan nog de landbouw. Dan hebben leer- en schoennijverheid wel enige opleving gebracht. De opening van de spoorlijn Tilburg-Boxtel had in 1865 Oisterwijk ook een betere verbinding met de buitenwereld gegeven en legde reeds toen een basis voor de ontwikkeling van een specifieke woonfunctie. Al eerder hadden mensen van elders hier hun toevlucht gezocht, waaraan de namen van de langs de Voorste Stroom gelegen kastelen en herenhuizen (b.v. Durendaal, Zwanenborch.

Bacxhof, de Weyenbergh en ter Borcht) herinneren. Was het inwonertal van 1870 nog 2250, tien jaar later is dat ruim 2750. Het is niet geheel duidelijk in hoeverre de sigaren-, de leer-, of de schoenindustrie daarop invloed hebben gehad. Het leerlooien en het schoenmaken was destijds meestal in één bedrijf verenigd en deze bedrijven waren, op een enkele uitzondering na. van zeer kleine omvang. In de jaren zeventig zouden er nog 32 leerlooierijen in Oisterwijk zijn geweest en acht schoenfabriekjes. Door de hevige konkurrentie verdwenen er verschillende, doch door het weinig kapitaalintensieve karakter kwamen er evenzoveel nieuwe voor in de plaats.

De funktie als woongemeente is in de 20ste eeuw aanzienlijk versterkt. Bovendien heeft vooral het toerisme het aanzien van Oisterwijk veranderd. Het is dan ook centraal gelegen in een door zijn gevarieerdheid uniek natuurgebied dat zich uitstrekt tot de gemeenten Berkel-Enschot, Moergestel, Oirschot en Boxtel en dat een rijkdom aan vennen biedt.

Schuttersgilden: Van de vier oude schuttersgilden van St. Barbara, St. Catharine, St. Joris en St. Sebastiaan bestaan alleen het eerste en het laatste nog. Beide gilden schieten om de 3 jaar korting, het St.

Barbaragilde met het geweer, het St. Sebastiaansgilde met de handboog. Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis. De Lind 56: rijkspolitiebureau, Burg. Verwielstraat 59: postkantoor, Balbian Versterlaan 4.

Nutsbedrijven: gas en water: dienst gas- en waterleidingbedrijf, Hoogstraat 24: elektriciteit: PNEM Baerdijk 20; waterschappen: De Dommel. Molenpad 8. Boxtel en De Zandleij. Koestraat 1. Udenhout.

Onderwijs: Oisterwijk telt een twaalftal basisscholen en een drietal scholen voor buitengewoon onderwijs, de r.k. scholengemeenschap ,,Durendael" voor MAVO HAVO en een school voor LHNO.

Sportaccomodaties: Naast een overdekt zwembad. „De Leve", is er het strand- en recreatiebad ,,Staalbergven". Sportpark Den Donk, sportveldencomplex, voetbal-, hockey- en tennisvelden. Bron: A. Huybers, Oud Oisterwijk, 1923: M. Pinkhof, Plaatsbeschrijving van Oisterwijk met kroniek van de jaren 1566-1609; Hier is Oisterwijk; Inlichtingengids 1982.