Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

OIRSCHOTSE STOELEN

betekenis & definitie

de Brabantse stoel, ook wel ..knopstoel" genoemd, werd al voor 1860 in Oirschot gemaakt als een produkt van het oude huisambacht. Een stuk handwerk, schilderachtig van snit. eenvoudig van opzet en praktisch, dat via de antiquair nog gretig aftrek vindt.

De Brabantse stoel bestaat uit een viertal rechtopgaande stijlen of poten, waartussen een groot aantal sporten is aangebracht, en een zitting van gevlochten biezen.De lage, zure gronden van Brabant leverden voldoende biezen voor de zitting en ook hout was er volop; de zit zelf was niet zo comfortabel, zittende in ,,den herd" liet men meestal de ellebogen op de knieën rusten of men zat er achterstevoren op: ook de biezen zittingen waren regelmatig aan vernieuwing toe.

De thuiswerker-fabrikant ging met zijn handel, op kruiwagen, honde- of huifkar geladen, de jaarmarkten af of de boer op.

De grondlegger van het tegenwoordige stoelenmakersbedrijf was Cornelis Hendriks/ Teurlincx, die in de vijftiger jaren van de 19de eeuw naar Amerika vertrokken was en daar het stoelenmakersbedrijf onder de knie kreeg, doch in 1860 terugkeerde en een stoelenindustrie in Oirschot begon. Hij begon met het vervaardigen van de ..Amerikaanse stoel", een aanmerkelijke verbetering wat betreft constructie-elementen en degelijkheid en ook eenvoudiger is te maken. De stoelen waren voorzien van een houten zitting.

De werkplaats bevond zich aan de Rijkesluisstraat.

Het zagen van de bomen tot planken gebeurde nog geheel met de hand. de ronde delen werden gedraaid door middel van de wipdraaibank. die nog uit de middeleeuwen dateerde.

Er werd een ruime markt gevonden. Na enkele jaren associeerde Teurlincx zich met zijn zwager, de timmerman-architect Hendrik Meyers uit Oirschot. en met diens zonen. Er kwamen opstallen voor het hout. in 1875 werd een stoommachine aangeschaft en er werd een nieuwe fabriek gebouwd. Orders van vijftienhonderd stoelen waren geen zeldzaamheid. Op de gevel kwam te staan: ..Stoomfabriek van Amerikaanse stoelen C. H.

Teurlincx. Meyers & Meyers". In kazernes en soldatencantines werd de stoel veelvuldig gebruikt.

De jaren 1880 en volgende dragen het stempel van de Jugendstil ook wel Art Nouveau of Secession Stile genaamd. Architecten van naam. als Berlage, Van den Bosch. Penaat en de kunstenaar Dijsselhof brachten deze stijl in ons land onder de aandacht: maar niet iedereen was onder de indruk van deze nieuwe stijl, getuige de bijnamen als ..slaolie- en vermicelli-stijl". als gevolg van excessen zoals violet gebeitst hout, lilakleurige stoffen, poten in de vorm van bladeren en bloemen. Ook de firma Teurlincx paste zich aan aan deze stijl en hield verschillende tentoonstellingen.

In 1879 verwierven zij een eremedaille en in april van dat jaar mochten zij zich hofleverancier noemen: zij wonnen nog meer gouden medailles, te Veendam in 1891 en te Utrecht in 1909.

Nog steeds trachtte men de stoelen te verbeteren, wat werd gewaardeerd getuige de vele orders van ziekenhuizen, internaten, gezellen- en studentenverenigingen. pastoors, hotels en café's en de vele lovende kritieken. In 1899 kreeg men te kampen met tegenslag in de vorm van brand in het oudste fabrieksgedeelte, maar al spoedig daarna verrees een nieuw gebouw en de productie breidde zich uit.

Het bedrijf was inmiddels voortgezet door de zonen van Hendrik Meijers: daar Jan Meijers achteloos catalogi in treinen en bussen het liggen stroomden ook van particulieren orders binnen. Daar er geen opvolgers waren, werd in 1917 de fabriek verkocht aan Justinus Nicolaas en Hendrik Alphons Nuvens. Na de oorlog van 1914-18 werd een nieuwe fabriekscomplex neergezet met een eigen bomenzagerij. De naam ,,Amerikaanse stoel” veranderde in ..Oirschotse stoel", waaronder hij nog steeds wordt verkocht. In 1925 werd de firma een Naamloze Vennootschap met Justinus Nicolaas Nuvens als directeur en Hendrik Alphons Nuvens als commissaris.

Ondanks de daaropvolgende jaren van crisis, depressie en afbraakprijzen wist het bedrijf zich te handhaven en kreeg zelfs grote opdrachten, o.a. voor de Nieuw-Amsterdam van de Holland-Amerika-lijn in 1937.

De Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten maar onder leiding van de directeuren Louis. Arnold en Hendrik Nuvens werden deze moeilijke jaren overwonnen: ondanks de grote bedrijfsschade tengevolge van granaatvuur in 1944 en het gedurende lange tijd onbeheerd staan van het machinepark.

Na de oorlog volgden er wederom uitbreidingen, nieuwe investeringen in gebouwen en in half- of volautomatische machines met nieuwe afzetmogelijkheden naar de Benelux-landen. Fr kwamen nieuwe tv pen meubelen van degelijke constructie. In 1960. het kroonjaar, ging men over tot imposante nieuwbouw met een ruime toonzaal van meubelen.

In 1985 werd het 125-jarig bestaan in heel Oirschot herdacht d.m.v. het plaatsen van borden met gildebroeders en de vermelding ,,Oirschot. 125 jaar Stoelenstad". een driedaagse show en een ontmoeting tussen fabrikanten en afnemers.

De recessie is deze fabriek voorbij gegaan: de omzet naderde in 1985 de 40 miljoen; meer dan de helft wordt afgezet in Nederland, de rest gaat naar België, Luxemburg, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden,. Zwitserland en het Midden Oosten. Het aantal stoelen dat gemaakt wordt bedraagt 250.000, het aantal tafels 25.000. Bron: Jubileumuitgave 100-jarig bestaan. Brabant Business 1985.