Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

MARTELAREN VAN GORKUM

betekenis & definitie

negentien geestelijken, wereldgeestelijken en monniken. vonden in de maand juli van het jaar 1572 de dood door ophanging in het plaatsje Den Briel, dat door de Geuzen veroverd was. Hierbij waren 7 mannen uit het hertogdom Brabant, van wie 4 uit Noord-Brabant.

Van hun lijden, gedurende de dertien hieraan voorafgaande dagen, zijn ooggetuigenverslagen bewaard gebleven. Het eerste verslag is van een afvallige priester, de kanunik Pontus de Huyter, die tot anderhalve dag voor het einde bij hun gezelschap behoorde, doch de laatste stap. die naar de galg. niet kon meemaken. Het tweede verslag is van Rutger van Est. vooraanstaand burger van Gorkum en een neef van de gardiaan Claes Pieck. die vanaf de belegering op het kasteel verbleef, doch later wist te ontvluchten. Hij heeft zich ingezet voor de vrijlating van de priesters, helaas zonder resultaat, doch kon door eigen waarneming en middels verslagen van de geuzenarts Cortman. die uiteindelijk de gevangenen in hun kerker mocht bezoeken, een vrij nauwkeurig beeld geven van de gruwelijke behandeling.De oorzaak van de papenhaat en tegen alles wat katholiek was. moet worden gezocht in de strenge verordeningen van ten eerste Karel V. die alle ketterij wilde uitbannen. In het jaar 1550 werd door hem het ,,Bloedplakkaat" uitgevaardigd, waarin gedreigd werd met de zwaarste straffen bij de geringste bemoeienis met of begunstiging van de zgn. ketters. Onder zijn zoon Philips II werd de vervolging tot ongekende hoogte opgevoerd, gesteund door Granvelle. de aartsbisschop van Mechelen en als zodanig primaat der Nederlanden, en door Alva. de bevelhebber van Philips, die een waar schrikbewind voerde met een eigen rechtbank. de beruchte ,,Raad van Beroerten".

Wat de priesters betreft, dezen gingen niet altijd even taktisch te werk:Van Claes Poppel. een van de negentien martelaren, is bekend dat hij tijdens processies ijverig rondspeurde naar gebrek aan eerbied van de gelovigen en er niet voor schroomde daarbij de hulp van stadsdienaars in te roepen. Maar echte ketterhaters waren deze geestelijken, ook in Gorkum. zeker niet.

De sympathie van het volk ging echter uit naar de ketters, die vervolgd werden: er werd gespot met de parochiepaap. die de vrouwen van zijn parochianen verleidde, met de vagebonderende kloosterlingen. met de bedelmonniken met hun dikke buiken en opgeblazen gezichten, die zich verrijkten ten koste \van het volk door het verkopen van aflaten en dergelijke onzin. Maar de voornaamste reden voor de grote opstand was wel de heffing door Alva van de ondraaglijke belasting in de vorm van de Tiende Penning, een omzetbelasting van 10% op de verkoop van roerend goed: waardoor Nederland een willoos werktuig zou worden in handen van het Spaans imperialisme. Zowel de welvaart als de Nederlandse onafhankelijkheid zou dus door deze heffing danig in het nauw komen. Protesten hiertegen werden zwaar afgestraft.

Prins Willem van Oranje, die in Duitsland verbleef, werd regelmatig van de toestand in Nederland op de hoogte gehouden, o.a. door Paulus Buys. pensionaris van Leiden. Er waren velen, die hem steunden, niet allen even sympathiek, zoals de oud-burgemeester van Gorkum. Adriaan van den Heuvel, die geld inzamelde door o.a. het binnenschip aan te vallen dat van Den Bosch naar Antwerpen voer en een grote buit opleverde: en zoals de opperbevelhebber van de geuzen. Lumey. ook wel graaf Willem van der Marck geheten, een titel die hij zichzelf had toegeëigend. Deze man diende al in 1568 in het leger van de prins en stond bekend als een der wreedste mannen van zijn tijd. en had als bijnaam ..de Wildeman". Hij heeft vnl. huisgehouden in de ..boomgaard des Heren" zoals Den Briel en het land van Voorne genoemd werden in verband met het grote aantal geestelijken dat daar werkte.

De wreedheden van Lumey waren geheel in strijd met de opvattingen van prins Willem van Oranje, die vrijheid van geloof voor iedereen wilde. Lumey werd dan ook door hem in 1574 het land uitgejaagd en stierf in 1578 vermoedelijk tengevolge van een vergiftiging.