Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

MAMMOETRESTEN

betekenis & definitie

in Noord-Brabant: de naam mammoet werd voor het eerst in 1692 gebruikt. De oudste gegevens over Brabantse mammoetresten worden door de Bossche geneesheer F.

Verster (1747-1802) naar voren gebracht; hij berichtte ..wegens twee elephantsbeenderen nabij 's-Hertogenbosch gevonden”. In Alem-Maren is een mammoetschedel gevonden. De fossiele beenderen van de landzoogdieren zijn te verdelen in drie groepen. De oudste groep werd vooral gevonden in de zuidelijke helft van NoordBrabant en wel in leemlagen, die ontgonnen werden voor steenbakkerijen; de tweede groep, die meestal uit de Maas werd opgebaggerd of bij dijkdoorbraken werd gevonden, behoort tot een veel jongere dierenwereld, die ook bij Rijn, Waal en IJssel wordt teruggevonden. Tot de derde groep behoren de dieren, die tot in historische tijden hebben geleefd of nog ler en. De eerste groep is in Noord-Brabant o.m. vertegenwoordigd door de zuidelijke olifant (ook door een neushoorn, een hert en enige woelmuissoorten): al deze dieren zijn uitgestorven.

Van de zuidelijke olifant zijn afkomstig de fragmenten van slagtand, onderkaak, kiezen. opperarmbeen. ribben dijbeen enz., in 1842 in Oosterhout in een leemgroeve gevonden. De resten zijn zeker van meer dan een exemplaar. Ook op de Vraggelse heide bij Oosterhout werden bij boringen beenderen en fragmenten van een of meer kiezen van deze olifantsoor! gevonden. Verder zijn er nog enige fragmenten, waarschijnlijk van de zuidelijke olifant, in 1852 bij het delven van klei in Riethoven gevonden, een stuk van een slagtand in Hulsel. "De oudste vondst uit Noord-Brabant is wel ,,de hoorn van een eenhoorn", gevonden in 1597 bij Breda. Het kan een lichtgebogen slagtand van de zuidelijke olifant zijn geweest. Ook het mammoetbeen werd vroeger wel ..de hoorn van de eenhoorn" genoemd. Vondsten van deze 5 meter hoge zuidelijke olifant zijn in Nederland alleen uit Zeeland. Noord-Brabant en Tegelen bekend.

De tweede groep, waarvan de voornaamste vertegenwoordiger de mammoet is, bewoonde deze streken tijdens het Tubantien, toen Nederland een toendravlakte was. Van de behaarde mammoet zijn talrijke beenderen gevonden in en bij de Maas tussen Ravenstein en Hedel. Uit 1850 stamt een vondst in Vierlingsbeek. Uit de dode Maasarm bij Ravenstein en Balgoy werden in de jaren 1956-37 twee onderkaken, een schedelfragment, kiezen, drie opperarm benen, resten van spaak-, scheen- en dijbeenderen uitgebaggerd. Ca 1900 werd een kies uit de Maas opgehaald bij Reek. Bij Lith werden vele resten gevonden: twee schouderbladen in 1860 en in 1872. twee ribben in 1885. een tand en twee kiezen rond 1955.

Tussen Alom en Maren vond men een kies. een fragment van een slagtand, een schedelfragment en een heupbeen in 1766 en 1769. een dijbeen in 1855. Tegenover Crevecoeur bij Hedel werden in 1757 een wervel en een dijbeen gevonden. Bij opspuitingswerkzaamheden ten zuiden van 's-Hertogenbosch werden in 1949 ook mammoetbeenderen aangetroffen. In of aan de Maas te Andel werd in 1948 een onderkaak met kiezen door een zandzuiger opgehaald. Bij Moerdijk werd een kies gevonden. Buiten het Maasdal zijn nog gevonden: kiezen uit een leemlaag te Acht. te Geldrop. te Son in 1952. een slagtand te OirschoE een kies te Esbeek. twee kiezen en slagtandresten te Esbeck. dijbeen en slagtandresten te Best. Later zijn nog talrijke mammoetbeenderen tevoorschijn gekomen bij het opspuiten van de Zuiderplas te ‘s-Hertogenbosch.

Bron: drs. W. Knippenberg in Brabantia 1956, dl 5.