Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

LIESHOUT

betekenis & definitie

gemeente in het Kwartier Peelland van de Meijerij van ’s-Hertogenbosch tussen Helmond en Den Bosch. Naast de kerkdorpen Lieshout en Mariahout (gesticht tussen 1920 en 1930) telt de gemeente een tiental buurtschappen en gehuchten, t.w. het Ginderdoor, het Hof, de Deense Hoek, het Achterbosch, Vogelenzang, ’t Hooi, ’t Broek, de Hei, het Moleneind, 't Heieind.

Lieshout telt ca 5700 inwoners (1984) en is 2591 ha groot. Ze maakt deel uit van het Streekorgaan Helmond en grenst in het oosten aan de gemeenten Beek en Donk en Aarle-Rixtel, in het zuiden aan Helmond en Nuenen, in het westen aan Nuenen en Sint-Oedenrode en in het noorden aan Sint-Oedenrode, Veghel en Erp. Wapen: Het wapen van Lieshout werd door de Hooge Raad van Adel in 1817 als volgt vastgesteld: ,,zijnde van lazuur beladen met het beeld van St. Servatius, houdende in de rechterhand een kruis en staande op een losse grond, alles van goud.” Daarbij moet worden opgemerkt dat de ontwerper destijds met de iconografie niet recht raad heeft geweten, want aan het figuurtje is niets van Sint Servatius te herkennen.

Geschiedenis: Lieshout komt als geografische aanduiding Litholz en Lizhot voor het eerst voor in een oorkonde uit het jaar 1146. Toch hebben bodemvondsten aangetoond dat er in de Steentijd en de Romeinse tijd al sprake is geweest van (tijdelijke) bewoning. Tussen 13 maart en 3 april van dat jaar 1146 echter werden de eigendommen, die de St. Servaaskerk te Maastricht in Lieshout bezat, bevestigd door koning Koenraad III. De naam, in de volksmond ook Liessent, is waarschijnlijk ontstaan uit Lije-s-hout, bos aan een waterloop. Ook wordt gedacht aan ,,passage door een bos”, wat zou duiden op de oeroude route door het sinds 1800 na een orkaan geheel verdwenen Lieshouterbos, tussen Lieshout en Son.

In 1194 werden alle bezittingen van de door de abdij Floreffe verkregen goederen nog eens bekrachtigd door paus Celestinus, die de abdij inmiddels onder zijn bescherming had genomen. En vijf jaar later bestonden de rechten van het kapittel van St. Servaas te Maastricht in Lieshout alleen nog maar uit een belasting komende uit vier boerderijen. In de akte, waarin dit is vastgelegd, komt ene Balduinus voor als ,,ridder en heer” van „Lisoth”. De verklaring zou kunnen zijn, dat deze Balduinus, te beschouwen als de laatste telg uit een eewenoud geslacht van grondheren te Lieshout, vroeger ook wel ,,baronie van Lieshout” genoemd oorspronkelijk een ,,allodiale” of ,.vrije” grondheerlijkheid, dus geen leengoed zijn bezittingen bij intrede in het klooster aan de abdij Floreffe heeft geschonken.

Twee jaar later, in 1201, verklaart hetzelfde kapittel, dat ene Hendrik van Bocholt afstand heeft gedaan van zijn goederen te Lieshout, en dat nu de abdij Floreffe deze goederen te „Liesholt” in leen had verkregen; Balduinus treedt dan op als vertegenwoordiger van de abdij. In 1246 werd de schout van ’s-Hertogenbosch door „magister en broeders van Lishot” verzocht, alle eigendommen in Lieshout te omschrijven; er werden grenzen vastgesteld. In 1281 verklaarden schepenen van Helmond dat ene Wouthem Deden Kodeken al zijn rechten op het bos in Lieshout had verkocht ten behoeve van de abdij Floreffe en in 1283 deed Jan van Heusden dit eveneens met zijn goederen te Lieshout. Vaak kregen in die tijd de Premonstratenzer monniken, waartoe ook die van Floreffe behoorden, dit soort woeste gronden ter bewerking ten geschenke. Langzamerhand verwierf de abdij zo nogal wat grondbezit.

In 1311 gaf de toenmalige hertog Jan van Brabant als „leenheer” de ingezetenen van Lieshout de zgn. „ghemeint” als gemeenschappelijk bezit tegen betaling van een jaarlijkse cijns. Het gebruik van deze woeste gronden voorzag in een groot deel van de dagelijkse behoefte der inwoners. Zo mochten zij er hun vee laten grazen op heide- en weidegronden langs het water, plaggen en turf steken en vissen in de wateren. Het was de periode waarin Lieshout, als gemeenschap, wat meer gestalte kreeg; de grenzen werden definitief vastgesteld en gebruiksregels voor de „gemene” gronden uitgevaardigd: de zgn. „keuren en breuken". Overigens bleven grensgeschillen, voornamelijk met Beek (al in 1502), ook Lieshout niet bespaard.

Als heer van Lieshout gold vanaf de 12de eeuw de abdij Floreffe, tegen het eind van de 17de eeuw gingen haar rechten over op die van de abdij van Postel en in het begin van de 18de eeuw kwamen ze in handen van de familie Bout.

Lieshout werd, voordat de Franse overheersing een einde maakte aan deze bestuurlijke traditie, geregeerd door: een drossaard, vóór 1648 schout genoemd en te beschouwen als een soort burgemeester, zeven schepenen waaronder een president-schepen, twee burgemeesters belast met de financiële zaken, heilige geest- of armmeesters voor de bedeling, kerkmeesters voor de kerkelijke zaken, een „heijmeester” voor zaken de ghemeint betreffende en de „gemeene nabueren” (de belangrijkste ingezetenen). Typisch voor Lieshout waren de ,,spijnden”. De abdij Floreffe moest namelijk uit de inkomsten van de goederen, die ze te Lieshout bezat, wekelijks de armen bedelen en wel zodanig, dat de arme inwoners uit Lieshout driemaal per week en de van „buiten” komenden eenmaal per week (op vrijdag) één pond brood konden komen afhalen.

Omgeven door woeste, soms moerassige grond, in een streek waar men in 1757 nog wolven waarnam, waar men geplaagd werd door jarenlange uitbuiting door „vreemde” en „eigen” legers, brandschattingen, plunderingen en stelende vagebonden, hadden de inwoners een moeilijk bestaan met ernstige „uitschieters” in de jaren 1511, 1512, 1590, 1599, 1672, 1702, 1747 en de periode van de Franse overheersing eind 18de, begin 19de eeuw.

Het voornaamste middel van bestaan was het gemengd bedrijf. Tegen het einde van de 18de eeuw werd Lieshout nog omschreven als: „niet geleegen tot eenigen koophandel, dan in koeien, kalveren en hoenders”. Eén brouwerij is het dorp dan nog rijk, die van Ambrosius Francis Swinkels, die vermoedelijk al in 1716 bestond. Er waren geen „fabriquen”, wel winkeliers „van katoenen, linnen en wolle stoffen”, die zij op de omliggende markten verkochten.

In 1815 is het aantal inwoners 950, in 1900 1280. In 1921 kreeg het dorp een waterverbinding in de vorm van het Wilhelminakanaal, de ontginningsplaats Mariahout groeide vooral sinds 1928-29 en in 1950 telde de gemeente al ruim 3400 inwoners. In 1981 is dat aantal gestegen tot 5500, waarvan 2/3 woont in Lieshout-dorp en omgeving en in Mariahout 1/3 deel. De belangrijkste middelen van bestaan zijn landbouw, veeteelt en enige industrie (brouwerij, hout); veel inwoners pendelen naar Eindhoven en Helmond.

De poort te Lieshout: in Lieshout staat de Poort van Binderen, afkomstig van de Abdij van Binderen onder Helmond, met het jaartal 1472. Het verhaal gaat dat als gevolg van een kaartspel de poort werd verspeeld. De baron van Croy zou het spel hebben verloren van heer Ribbius, die de poort voor zijn huis onder Lieshout geplaatst wilde hebben. De poort van Binderen staat nog in het centrum van het dorp, vlak bij de kerk.

Gilden: Vroeger kende Lieshout drie schutsgilden: het St. Jorisgilde (15de a 16de eeuw, opgeheven voor 1800), het St. Servatiusgilde („de oude schut” uit 1420) en het St. Barbaragilde („de jonge schut” uit 15de à 16de eeuw), die in 1913 samengingen. Het gilde dat wegens geringe belangstelling jarenlang sliep, is rond het jaar ’80 weer tot leven gewekt. Verder kent Lieshout nog een handboogschutterij, „Krijgsman Soranus”, en is er nog het St. Ambrosiusgilde van bijenhouders geweest, dat begin deze eeuw werd ontbonden.

Monumenten: Lieshout is nogal ruw omgesprongen met zijn monumenten, zo zijn de St. Antoniuskapel, de kerk in ’t Hof, de Waterstaatskerk en het oude raadhuis uit 1776 alle afgebroken. Toch valt er nog het nodige te zien: het Herenhuis (16de of 17de eeuw) aan de Havenweg, de „poort van Binderen” (17de eeuw) voor de parochiekerk in Lieshout, oude boerderijen (18de en 19de eeuw) verspreid door de gemeente, twee bergkorenmolens (gerestaureerd).

Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Heuvel 1; politiebureau: Molenstraat 2a; postkantoor: Dorpsstraat 19; waterschappen: De Aa, Postelstraat 49, ’s-Hertogenbosch en De Dommel, Molenpad 8, Boxtel.

Nutsbedrijven: gas: Obragas, Havenweg 7, Helmond; water: Waterleidingmij Oost-Brabant, Burg. Coxlaan 2, Heeze; elektriciteit: PNEM, Kerkstraat 17a, Gemert.

Onderwijs: Lieshout heeft 2 peuterzalen en 3 (r.k.) scholen voor basisonderwijs, waarvan 1 in Mariahout.

Sportaccomodaties: Er zijn 2 sportparken, een sportzaal en een tennispark.