Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

HARMONIE- EN FANFAREGEZELSCHAPPEN

betekenis & definitie

in Noord-Brabant zijn in totaal ca 440 harmonie- en fanfaregezelschappen, met inbegrip van de drumbands en majorettenkorpsen, actief. In totaal zijn hierbij ongeveer 30.000 mensen betrokken.

De harmonie- en fanfarekorpsen, alsmede de brassbands zijn ondergebracht in de Hafabrasector, de overige in de Sdm-sector voor showorkesten, drumbands en majorettenkorpsen. De 440 muziekgezelschappen behoren tot vier verschillende overkoepelende organisaties, t.w. de Koninklijke Federatie van Muziekgezelschappen, met 105 verenigingen; de Bond van Muziekgezelschappen in het Bisdom Den Bosch, met 210 verenigingen; de Bond van Muziekgezelschappen in het Bisdom Breda, met 105 verenigingen en de Algemene Nederlandse Unie van Muziekgezelschappen met 20 verenigingen in Noord-Brabant.De harmonie- en fanfaregezelschappen komen uit in de afdelingen 3, 2 en 1, afdeling Uitmuntendheid, Ere-afdeling en Superieure afdeling of Vaandelafdeling genoemd. De andere sector kent de afdelingen 3, 2 en 1, alsmede de Eredivisie.

Harmonieorkesten bestaan uit houten en koperen blaasinstrumenten, slagwerk en soms contrabassen. Tot de instrumenten behoren klarinetten, fluiten, hobo’s, saxofoons, cornets, pistons, bugels, trompetten, hoorns, baritons, trombones en tuba’s. Bij de fanfares zijn het koperen blaasinstrumenten, met drie hoofdgroepen:saxofoons; trompet, trombone, hoorn, cornet, bugel, tuba en bas en slagwerk.

Aanvankelijk waren het in Brabant voornamelijk harmonieën en liedertafels. In de eerste helft van de 19de eeuw ontstonden de eerste muziekgezelschappen, waarbij herhaaldelijk een beroep werd gedaan op beroepsmuzikanten uit de militaire kapellen en op militaire kapelmeesters, die al of niet sedert 1843 op non-actief waren gesteld. Tegen het einde van de eeuw werden meer lagen van de bevolking bij het muziekleven betrokken. Aanvankelijk waren de gezelschappen voor een deel verbonden met de herensociëteiten, waar blaasorkesten aan verbonden waren. Het merendeel van de militaire muziekkorpsen werd in 1843 opgeheven. Daaruit ontstonden echter blazersformaties, waaruit de latere fanfares zouden ontstaan.

In 1875 werden opnieuw militaire regimentsmuziekkorpsen geformeerd, waarvan er vier in Noord-Brabant gelegerd waren. Vele militaire muzikanten blijken zich voor het muziekleven in Brabant te hebben ingezet.

Tot de eerstgenoemde muziekgezelschappen in Noord-Brabant van nog voor 1850 behoren Het Gezelschap ter Bevordering der Toonkunst Tot Nut en Vermaak en het Muziekgezelschap Diligentia, te ’s-Hertogenbosch; het Harmoniegezelschap Vlijt en Volharding en de Koninklijke Philharmonie, te Breda; de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst te Heusden, de Stedelijke Harmonie St. Caecilia, de Harmonie De Unie en de Harmonie Door Oefening Volmaakter te ’s-Hertogenbosch, de Harmonie Semper Crescendo te Heusden en de Harmonie Nut en Vermaak te Zundert. Daarnaast bestonden er nog meer gezelschappen. Zo is althans bekend, dat in Tilburg reeds in 1820 De Harmonie als georganiseerd muziekgezelschap was opgericht, die bij een concert in 1839 nog een geldbedrag kreeg van de latere Tsaar Alexander van Rusland. In 1843 ontstond te Tilburg De Nieuwe Harmonie, die in 1850 het predikaat koninklijk kreeg van Willem III. Tilburg kreeg in 1864 harmonie Orpheus en in 1867 l’Echo des Montagnes. Inmiddels waren ook in andere plaatsen harmoniegezelschappen ontstaan, vooral in de tweede helft van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw.

Bron: Dr. H. Zomerdijk, Het Muziekleven in Noord-Brabant, 1982.