Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

GRAVE

betekenis & definitie

stad in Noord-Brabant, gegroeid bij het kasteel van de heren van Cuijk omstreeks 1130; gemeente, bestaande uit de stad Grave en de kerkdorpen Escharen en Velp.

Ligging-, tussen de gemeenten Beers, Mill, Schaijk, Ravenstein en Heumen. Ligt aan de rivier de Maas in het Land van Cuijk. Inwoners: 10.378 (1984); Oppervlakte: 2113 ha.

Wapen: In blauw twee dwarsbalken van zilver, vergezeld van acht in zoom geplaatste merletten van zilver en in het hart een rode burcht, het schild gedekt met een gouden kroon van vijftien parels (1817); wapen was het blazoen van de heren van Cuijk, maar met andere kleuren. Bij Cuijk is het schild van goud, dwarsbalken en merletten van rood, terwijl de toren of vesting ontbreekt. Een merlet is een vogel met afgekapte snavel en poten.

De stadsvlag is hiervan ook afgeleid: vijf even hoge banen van geel en rood met op de gele banen drie, twee en drie rode merletten, evenredig verdeeld over de banen. Deze vlag werd vergezeld van een tekening op 18 maart 1858 aan de commissaris des konings in Noord-Brabant verstrekt door het gemeentebestuur van Grave als de stadsvlag „van ouds”. Geschiedenis: Grave is gesticht in het begin van de 11e eeuw door Herman II van Kuijk. De heren van Kuijk schijnen van oorsprong uit de Betuwe te komen. Zij hadden vele bezittingen en contacten met de graven van Gelre, Holland en Vlaanderen, de hertog van Brabant, de koning van Engeland en de bisschoppen van Utrecht en Keulen.

Van groot belang voor Grave is Jan I van Kuijk, regerend van 1265-1308 en meestal residerend op het kasteel in Grave. Onder Jan I wordt de stad uitgebreid en versterkt. In 1285 vinden de eerste vijandelijkheden tussen de versterkte stad en troepen van Reinhoud I van Gelre plaats. Jan I vertoeft meerdere malen aan naburige hoven en neemt deel aan de Guldensporenslag bij Kortrijk in het jaar 1304.

Rond 1290 schenkt Jan I van Kuijk aan de stad verschillende privileges. Hij is de stichter van het St. Catharina Gasthuis ,,voor kranken en elendigen”, van het kapittel verbonden aan de St. Elisabethskerk.

Jan I van Kuijk is ten tweede male gehuwd met Jutta van Nassau. In het jaar 1423 komen de vesting Grave en het Land van Cuijk, onder het huis van Egmond en Arnaud van Egmond, Hertog van Gelre wordt haar heer. Onder de regering van Arnaud verbetert men de vestingwerken van Grave, waartoe hij in 1429 aan de stad 12 morgen land, gelegen onder Gassel afstaat om die te onderpanden ter goedmaking van de kosten.

Hertog Arnaud van Gelre wordt in de late avonduren van 10 januari 1465 door zijn zoon Adolf op het kasteel van Grave gevangen genomen en over de dichtgevroren kasteelgracht ontvoerd. Arnaud wordt naar het slot van Buren in de Betuwe overgebracht, waar hij in een kerker wordt opgesloten. Na zes jaren van onwaardige behandeling wordt Arnaud door Karei de Stoute in vrijheid gesteld en komt weer in het bezit van de stad Grave en zijn titel Hertog van Gelre.

Begin 1568 trekken Spaanse troepen de stad Grave binnen. De bevolking krijgt te maken met de eerste bezetting van een vreemde mogendheid die de stad jarenlang zou terroriseren. In juni 1577 wordt de Spaanse bevelhebber Gomez door de magistraat op het ,,kleinkasteel” op een banket uitgenodigd, maar wordt ter plaatse gevangen genomen en in een kerker geworpen. Door de hulp van prins van Oranje komt de stad onder staatsbestuur.

De Hertog van Parma verschijnt op 12 mei 1586 met een grote Spaanse legermacht voor Grave, na drie maanden van belegering en zware strijd wordt de stad Grave aan hem overgegeven. Door prins Maurits met zijn staatse leger wordt Grave op 19 september 1602 heroverd.

Tot het jaar 1672 vinden er geen schermutselingen plaats maar Grave en zijn bevolking worden in die tijd uitgebuit en van welvaart kan geen sprake zijn. Door een tactische fout van het staatsleger valt de vesting in 1672 onbeschadigd in de handen van het Franse leger; de stad wordt door Turenne meteen in staat van verdediging gebracht. Op 15 juli 1674 verschijnt luitenant-generaal Rabenhaupt met een groot staatsleger voor Grave om de Franse bezetting onder markies De Chamilly uit de vesting te verdrijven. Tegen de avond van 9 oktober 1674 verschijnt stadhouder prins Willem III met 60 standaards, ruiterij en enig voetvolk voor de vesting. De prins van Oranje is in gezelschap van prins Friso.

Na bijna vier maanden belegering wordt op 29 oktober 1674 de vesting Grave door De Chamilly aan de prins van Oranje overgegeven.

Tijdens de verschrikkelijke belegering van Grave sneuvelde zeker de helft van zijn inwoners. De Franse verdediging telde 1548 doden en 1017 gewonden, maar de verliezen onder de Staatse troepen waren zeer hoog en wel 15.000 tot 16.000 man aan doden, gewonden en ...overlopers. De meeste gebouwen in de stad lagen in puin en het duurde jaren voordat de verarmde bevolking in staat was de huizen weer in redelijke staat op te bouwen.

Tegen het einde van de zeventiende eeuw moest het stadsbestuur overgaan tot het onteigenen van percelen, omdat de nog aanwezige puinhopen gebruikt werden als vuil- en puinstortplaatsen. De St. Elisabethkerk, het stadhuis en het St. Catharina Gasthuis waren zwaar beschadigd. Het kasteel van Grave was in een onbewoonbare staat gebracht en is niet meer hersteld. In 1675 begint men met het bouwen van de kazerne en de stallen teneinde de burgers van de militaire inkwartiering te bevrijden. Prins Willem III doet door gunstige beschikkingen de stad in bloei toenemen, terwijl het vervoer per as en langs de rivier de Maas uitbreiding krijgt.

De burgerlijke bevolking van de vesting bedraagt in 1788 slechts 1730 zielen, de militaire macht die in Grave ondergebracht is, bestaat uit het 5-voudige. De stad kan deze macht niet meer op zijn wenken bedienen. In 1794 staan de Franse legers voor de vesting: na een heroïsche strijd moet generaal Andreas de Bons de vesting op 28 december aan de Franse generaal Salme overgeven.

Door de vele oorlogen is de burgerij in een berooide toestand geraakt en de welvaart heeft zijn glans verloren. Bij het ontstaan der Nederlanden in 1813 is de rust in Europa wedergekeerd. Maar de jaarlijks terugkerende overstromingen als gevolg van de Beerse-Maas, die Grave in zijn geheel omsluit, belemmert de stad in zijn ontwikkeling en ontplooiing. Door deze overstromingen, welke ’s winters Grave soms tot driemaal toe isoleren, zijn de bewoners van de stad op elkaar aangewezen, vertier en industrie ontbreken.

De overgang van vesting naar een meer burgerlijke status is voor Grave, omgeven door wallen, muren en de steeds weerkerende Beerse-Maas, een ware lijdensweg. Maar het isolement blijft duren tot de jaren 1926-1932; in deze perioden worden circa zes bochten benedenstrooms in de Maas verwijderd, waardoor de stad vrijkomt van het water. Tevens wordt in 1926 begonnen met de bouw van een brug over de Maas; de toeleidingsweg loopt over de wallen van Grave, waardoor een groot gedeelte van de westelijk gelegen vestingwerken wordt vernield. Maar deze verbinding met het noorden zal het isolement van Grave doorbreken. De Maasbrug die in het jaar 1929 gereed komt, is met zijn 515 meter de langste en eerste stuwbrug in Nederland.

In de dertiger jaren, ook wel crisisjaren genoemd, is het niet mogelijk Grave op een hoger plan te brengen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, onder een Duitse overheersing, leeft de burgerij rustig voort. In december 1942 wordt het grondgebied van Grave uitgebreid met de landelijke dorpen Escharen en Velp, waar men zoveel mogelijk het agrarische karakter handhaaft. Door onverwachte bevrijding op zondag 17 september 1944 door parachutisten van de „Echo” compagnie, behorende tot de 82ste Amerikaanse Airborne Divisie, die landen in het kerkdorp Velp en in de Mars- en Wijthpolder, komt de stad onbeschadigd uit de laatste oorlog.

Grave, tot aan het einde van de oorlog een „sluimerend” stadje, terend op de roem van weleer, wordt na 1945 uit zijn isolement gehaald door de komst van industrieën en door de nieuwbouw van woningen; daardoor ontstaan de wijken Grave-West (Zittert, Bikkelkamp en Mars) en Estersveld. Daarna wordt uitbreiding gegeven aan een nieuw gedeelte behorende tot de Zittert.

De groei van de gemeente Grave concentreert zich hoofdzakelijk in de kern Grave. Hierdoor is het mogelijk een goed voorzieningen-niveau tot stand te brengen in de binnenstad, terwijl tevens het landelijke karakter van het omliggend gebied gehandhaafd blijft.

Door middel van reconstructie en restauratie, uitgevoerd door het gemeentebestuur en particulieren in de binnenstad, zal bovendien het verleden nog duidelijker in het straatbeeld tot zijn recht komen.

De woongebieden liggen zoveel mogelijk vlak rondom de oude stad. De nadruk ligt op de bereikbaarheid van het centrum en een goede onderlinge verbinding met de verschillende woonkernen.

Monumenten: Van de vestingwerken bleef alleen de Hampoort uit 1681 behouden. De overige vestingwerken van Menno van Coehoorn werden in 1876 gesloopt. De Hampoort bestaat uit twee gevels met pilasterordonnanties, door een gewelfde gebogen gang met elkaar verbonden.

Het stadhuis van Grave is behouden als onderdeel van een groot complex. Het 17e-eeuwse deel werd in de 19e eeuw verbouwd en bepleisterd, maar in 1969 in de oorspronkelijke staat teruggebracht.

St. Elisabethskerk, r.k., ook wel ,,de gebroken kerk” genoemd, werd herhaaldelijk verwoest, o.m. in 1674 en 1794. Van de grote laat-gotische kruisbasiliek bleven slechts koor en dwarspand over, alsmede een travee met zijbeuken van het schip, reeds in de 19e eeuw gewijzigd. Het koor dateert uit 1506-1516; gewelfde sacristie; kerk voorzien van rijkgesneden altaar en twee zijaltaren uit het begin van de achttiende eeuw; preekstoel uit omstreeks 1700; biechtstoelen uit 1713. Marmeren grafmonument voor Hertog Arnaud van Gelre. opgericht in 1802, omdat het oorspronkelijke in 1794 was verwoest. De kerk bezit fraai gesneden beelden en schilderstukken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.

De St. Elisabethskerk werd in de tachtiger jaren gerestaureerd en van een moderne afsluiting voorzien. Hervormde kerk, oorspronkelijk kloosterkapel van de Franciscanessen en daarvoor begijnhofkapel, vijftiende eeuws met traptoren aan westgevel; gerestaureerd in 1967.

Kanonnen van Grave: op een beboomd bastion staan twee kanonnen uit de Franse tijd. Woonhuizen: verschillende gevels van het Dordtse type uit begin zeventiende eeuw met gewijzigde toppen, o.m. in Brugstraat, Hamstraat, Maasstraat, Oliestraat; topgevels van het Gelderse type uit de achttiende eeuw aan de Hamstraat, Maasstraat, Rogstraat, St.-Jorisstraat.

Kerken: St. Elisabethskerk, Markt: Christus-Hemelvaartkerk, Dr. Wierstraat 1; St. Lambertuskerk, Escharen; St. Vincentiuskerk, Velp; kloosterkerk Capucijnen Velp; protestantschristelijke kerk Bagijenstraat 1, Grave. In Velp bevindt zich nog de voormalige St.

Vincentiuskerk, thans kapel, romaans tufstenen zaalgebouwtje: koor in de 16e eeuw vervangen, 14e eeuwse toren met nieuwe spits. Capucijnenklooster Emmaus, gesticht in 1645, met vleugels uit 1718 en kloosterkapel met delen uit 1718 en 1733 en stucgewelven uit 1846. In de tuin klein gebouwtje, waarin de paters verbiesen, die de zieken, die aan de pest leden, verzorgden. In de kleine gewelfde middenruimte kapelletje.

Kloosterzusters Redemtoristinnen' te Velp; Missiehuis paters H. Familie Grave. Overheidsinstellingen: gemeentehuis Hofplein 1: hoofdbureau politie Trompetterstraat 32; postkantoor Klinkerstraat 15.

Nutsbedrijven: Obragas; Prov. Elektr. Mij PNEM, rayon Ravenstein; waterl.mij OostBrabant.

Onderwijs: 6 basisscholen; 2 scholen buitengewoon lager onderwijs, t.w. school voor blinden en school voor slechtziende kinderen; 1 school voor beroepsonderwijs, scholengemeenschap HAVO-MAVO.

Sportaccommodaties: sporthal Grave; gemeentelijke sportzaal, zwembad Op den Ham; diverse gemeenschapshuizen; div. sportvelden; watersport op de Maas met jachthaven. Intergemeentelijke samenwerking: De gemeente Grave is aangesloten bij het Streekgewest Land van Cuijk, gevestigd te Boxmeer, waarin tien gemeenten samenwerken.

Bron: Informatie Gemeente Grave; H. Barten: Historisch overzicht; Gemeente Gids.