Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

GELDROP

betekenis & definitie

gemeente in Noord-Brabant, bestaande uit het dorp Geldrop en de Zesgehuchten, Genoenhuis, Gijzenrooi, Hoog Geldrop, Hout, Hulst en Riel.

Ligging: tussen de gemeenten Nuenen c.a„ Mierlo, Heeze en Eindhoven.

Geldrop, tolhuis Inwoners: 26.568 (1984); Oppervlakte 1986 ha.

Wapen: In blauw drie harten van goud (1817). Vermoedelijk moeten dit meerbladeren zijn, drie hartvormige bladeren, die ook voorkomen op een zegel, dat in 1616 werd vernieuwd. Hierbij zou gedacht moeten worden aan de band, die Geldrop in het verleden heeft gehad met het hertogdom Gelre. Het oude wapen van Gelre, tot 1066, bestaat eveneens uit drie meerbladeren van goud.

Geschiedenis: In de gemeente Geldrop zijn in de jaren tussen 1954 en 1961 belangrijke prehistorische vondsten gedaan, waarvan vooral de gegraveerde steen van de Ahrensburgcultuur bijzonder veel aandacht heeft gekregen. Het is het zogenaamde „dansende meisje van Geldrop” geworden (aanvankelijk dansende Venus van Mierlo gedoopt), een steen, die circa 11.000 jaar oud moet zijn.

De eerste vondst van de Ahrensburgcultuur in Geldrop werd in 1954 gedaan door amateurs langs de toen in aanleg zijnde verkeersweg E-3 op de grens van Eindhoven-Aalst, Leende-Geldrop. In 1956 en 1957 werden nieuwe vindplaatsen ontdekt in Geldrop. En in 1961 werden zelfs nog oudere stenen, waaronder een gegraveerde, opgegraven. De stenen hebben gediend als werktuigjes van de rendierjagers, die hier in vrij kleine groepjes moeten hebben rondgezworven. Menselijke resten van de Ahrensburgcultuur zijn (nog) niet gevonden. Geldrop wordt voor het eerst genoemd in 1374, het komt dan voor als Geldorp; het blijkt dan steeds leenroerig te zijn geweest aan het hertogdom Gelre.

Een Gelders dorp in Brabant dus. Van het kasteel wordt later gezegd, dat „men hout ghetimmert te wesen vanden Graven ofte Hertogen van Gelderlandt ende dat daer van sijnen naem soude hebben: Geldrop. het blijft dan overigens wel merkwaardig dat Geldrop nooit door de Gelderse troepen werd ontzien. In de 14e eeuw is voor het eerst sprake van de heerlijkheid Geldrop nog zonder de Zesgehuchten welke dan in het bezit is van heer Jan van Gheldorp, die hier waarschijnlijk ook zijn kasteel heeft gehad, het is de eerste heer die met die naam bekend is, maar het lijkt erop dat de heerlijkheid ouder is. Immers in een akte van 1462 zegt Arnold, hertog van Gelre, dat het patronaatschap van Geldrop „van allen tijden” aan de dus kennelijk oude heerlijkheid verbonden was en hij spreekt dan ook van zijn voorvaderen, die Geldrop al in leen uitgaven. Vóór die tijd zou het kasteel zijn gebouwd „door de hertogen of graven van Gelderlandt”. Vermoedelijk moet de oorsprong van de band Gelre-Geldrop gezocht worden in de vroegere rechten, die de hertog van Gelre kon laten gelden in de Kempen. Hiervan wordt in een vredesverdrag van 1202 al melding gemaakt, wanneer de hertog van Gelre ten behoeve van de hertog van Brabant afstand doet van zijn recht op de unitas of „enige” (het landrecht) van de gehele Kempen.

In 1334 heerste er tussen de Brabantse hertog en de hertog van Gelre nog onenigheid over de vraag of de Gelderse hertog al dan niet verplicht was hulde te doen voor o.m. Geldrop. Eerst in 1403 wordt er meer bekend omtrent het kasteel in deze heerlijkheid. Dan is er sprake van „Geldorp met die herlicheyt, hoge ende lege, huys ende hoffgoed, moilne”.(etc), en in 1405: ,.'t Huys tot Geldorp met de voirborcht”. In een beschrijving uit 1650 wordt over dit huis gezegd: een oud casteel op het oude fatsoen, thoorens, gewijs seer massief gebout met wijde grachten daerom. Dan heeft hi (Amand II van II orne) daer nogh een nieuw huys by synen tyde ghetimmert soo dat dit nu fraye edelmanswoninghe is.

In die tijd was het kasteel de provisorische residentie van de bisschoppen van Den Bosch: mgr. Michael Ophovius, die er tussen 1629 en 1634 regelmatig verbleef nadat hij de stad ’s-Hertogenbosch had moeten verlaten, en mgr. Joseph Bergaigne, die zich in 1641 af en toe nog in zijn bisdom, en op het kasteel van Geldrop, waagde.

Het kasteel is verschillende malen doelwit geweest van de Geldersen waardoor het ook zeer geleden heeft. Dat was reeds het geval in 1450 toen de heerlijkheid nog behoorde aan de familie van Geldorp. Vermoedelijk is het geslacht in mannelijke lijn spoedig daarna uitgestorven. De man van Jutta van Geldorp, Arnt van Goor, droeg de heerlijkheid in 1462 op aan Philips van Horne, heer van Heeze en Leende, waartoe toen ook de Zesgehuchten hoorden. De beide heerlijkheden werden in 1488 verheven door Arnoud van Home. De Van Hornes zijn lang in het bezit van Geldrop gebleven totdat ook deze tak in mannelijke lijn uitstierf en de heerlijkheid door huwelijk in het bezit kwam van jhr.

Jan O’Donnoghue, heer van Brackhuijs, van Ierse oorsprong. Dat was in 1714 het geval. In 1768 werd de heerlijkheid verkocht aan Adrian van Sprang uit Leiden. Zijn nicht erfde haar. Deze was gehuwd met Paulus Eckringa, stadhouder van Peelland. hun dochter, als erfgename, huwde met mr. Pieter Losecaat.

In hun tijd werden de heerlijke rechten afgeschaft. Door huwelijk van een der erfgenamen uit het geslacht Hoevenaar met Mr. Hendrik Nicolaas Cornelis baron van Tuyll van Serooskerken, die zich in 1912 voorgoed op het kasteel in Geldrop vestigde, maar dit reeds sinds 1881 als bezitting van zijn vrouw mede bezat, is het kasteel aan de Van Tuylls gekomen. Kerkelijke geschiedenis: De parochie van Geldrop met Zesgehuchten, dat er kerkelijk wel lang bij heeft behoord, is 333 jaar achtereen, van 1462 tot 1795, bediend door priesters van de Duitse Orde. Geldrop was de enige parochie buiten de eigen bezittingen van de Teutonische ridders, die in Brabant door hen werd bediend. Het waren aanvankelijk kruisridders.

Later werden zij ingezet in Europa, o.m. om heidense Pruisen te bestrijden. In Brabant had deze orde in 1249 ook bezittingen gekregen. Zij vestigden zich in Gemert, waar zij ook de heerlijke rechten kregen van de Brabantse hertog „voor eeuwig”. In 1366 ging de hele heerlijkheid over aan de Duitse ridders. In 1462 kreeg deze orde ook het patronaatsrecht van Geldrop met alle rechten, die daaraan verbonden waren.

De parochie is echter veel ouder. Uit de akte van de hertog van Gelre uit 1462 blijkt, dat die kerk „van allen tijden” - en geen levende kan het tegenovergestelde beweren door de heer van Geldrop van een pastoor werd voorzien. De oudst bekende pastoor wordt in 1377 vermeld.

De priesters van de Duitse Orde bleven Geldrop tot aan de Franse Revolutie bedienen, zolang al zij in Gemert konden blijven, waar zij het kasteel bezaten en een commanderij hadden. Het bleef ,,buitenlands” gebied, ook na 1648. Vandaar dat de Staten Generaal geen rechten konden laten gelden op de tienden in Geldrop, die aan de Duitse Orde bleven, in Geldrop huisden de pastoors aanvankelijk op de Burcht, voordat de priesters van de Duitse Orde de parochie gingen bedienen. Er kwam toen een aparte Pastorye Huysinghe aan en kleynen Heuvel, op die plaats kwam later in 574 het zusterklooster met gasthuis, kapel en school, het werd in 1855 door de pastoor ter beschikking gesteld van de zusters van Schijndel die er ook met een ziekenhuis zouden beginnen: het St. Annaziekenhuis dat op het eind van de zestiger jaren, begin zeventig door een nieuw ziekenhuis zou worden vervangen. Geldrop heeft in de loop der eeuwen verschillende rampen van zijn kerken gekend.

De vermoedelijk uit de 14e eeuw stammende kerk werd in 1512 door brand verwoest. Het waren de Geldersen geweest, die brand hadden gesticht. De Geldroppenaren waren in de kerk gevlucht toen het dorp werd aangevallen; meer dan tweehonderd kwamen hierbij in de kerk om het leven. Het bedehuis werd opgebouwd en nieuw aan de H. Brigida toegewijd. De wrede ramp vond plaats in 1627 toen de kerktoren instortte na een hevige storm, juist op moment dat er een H.

Mis werd opgedragen. Volgens een brief van de heer van Geldrop aan de aartshertogin waren er 83 doden te betreuren en 60 gewonden geteld. De kerk werd opnieuw opgebouwd. Deze was niet zo lang volledig hersteld, toen in 1648 de Geuzen er een beeldenstorm hielden. Nog in hetzelfde jaar werd de kerk afgenomen van de katholieken. Er werd toen aan de Bolderdijck iets over de nieuwe grens van het generaliteits een klein kapellletje gebouwd.

In 1651 deelden de bewoners van Geldrop samen met bewoners uit andere dorpen een grenskapel bij Nederweert. Later kreeg men in het dorp zelf een schuurkerk. De kerk was sterk in verval geraakt; zij werd echter opgeknapt door de katholieken, die een klein bedrag voor het gebouw moesten betalen. Er gebeurde echter opnieuw een ongeluk, waarbij de bliksem in de bovenste spits van de toren sloeg waardoor een felle brand ontstond, de kerk werd gerestaureerd.

In 1667 werd Zesgehuchten, dat in het gehucht al een eigen kapelletje bezat, een zelfstandige parochie, waarvoor door pastoor L.de Beer een kleine kerk met parochie werd gebouwd. In Geldrop bestonden er in 1887 plannen om een nieuwe kerk aan de oude toren te bouwen. Er werd een noodkerk gezet. Toen men echter de oude kerk aan het slopen was bleek de toren ook niet te behouden te zijn. Deze stortte in 1887 gedeeltelijk in. De rest werd gesloopt. De nieuwe kerk werd tussen 1889 en 1891 gebouwd naar plannen van architect Ch.Weber uit Roermond.

Monumenten: Driebeukige kruisbasiliek met een klaverbladvormige oostpartij en een achthoekige kruising met een massale koepel en. voorzien van twee torens aan de westkant, in neo-romanogotiek, van architect Ch.Weber, Roermond, waarvan de bouw in 1891 gereed kwam.

Kasteel: gedeeltelijk omgracht, gedeeltelijk gemoderniseerd gebouw. Middenvleugel volgens muurankers uit 1616; linkervleugel op oudere grondslagen, rechts nog onderbouw van een toren. Het werd in 1974 eigendom van de gemeente. Het kasteel is een voortzetting van een middeleeuws gebouw.

Enkele oude fabrieksgebouwen uit 1854 en 1863 waarvan in een het weverij-museum is ondergebracht; enkele oude herenhuizen, fabrikantenwoningen. Ronde stenen bergkorenmolen T Nupke, uit 1843 aan de Molenakkers; v.m. Vincentiushuis 1899.

De gemeente Geldrop maakt deel uit van het openbaar lichaam Agglomeratie Eindhoven, wet uit 1976, waarin elf gemeenten samenwerken.

Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Hofstraat 4; Kasteel van Geldrop, representatief raadhuis; hoofdbureau gemeentepolitie, Laan der Vier Heemskinderen 15; Postkantoor, Molenstraat 2, agentschappen: winkelcentrum Coevering, winkelcentrum Wielewaal, boekhandel Van Bree, Papenvoort; Waterschap De Dommel; Gemeentebedrijven, heuvel 1. Nutsbedrijven: Gas, water, centrale antenneaansluitingen. heuvel 1; elektriciteit: PNEM rayon Geldrop, Laan der Vier Heemskinderen 5; NS station Parallelweg.

Woonwijken: uitbreidingen van Geldrop. Braakhuizen, Coevering, Kievit, Grote Bos. Hulst, Gijzenrooi; de wijk Tivoli ontstond tussen 1929 en 1939 voor middenstands- en arbeiderswoningen t.b.v. Philipspersoneel; deze werd in 1972 door grenswijziging bij Eindhoven gevoegd. Geldrop telt circa 9000 woningen. Onderwijs: 14 basisscholen; 1 school voor buitengewoon onderwijs; 1 school voor lager huishoud- en nijverheidsonderwijs; 2 MAVO's; 1 HAVO VWO: 1 MAVO-dagonderwijs voor volwassenen; muziekschool; volksuniversiteit. Sportaccommodaties: 2 zwembaden; 2 sportparken; 2 sporthallen; windhondenrenbaan; 1 tennispark; 1 tennishal; 1 manege; korfbalveld; trimbaan; visvijver.

Recreatie: wandelpark bij kasteel; natuurgebieden in de omtrek van Geldrop, o.m. de Strabrechtse Heide met 1500 ha.

Gezondheidszorg: streekziekenhuis St. Anna, met 453 bedden.

Industrie: van ouds werden er in Geldrop wollen stoffen geweven. Reeds in het midden der 16e eeuw was er een handel in Geldropse lakens; in de 17e eeuw werd hierover gemeld, ,,dat de cooplieden trafijck ende manufactuere van Wolle Lakenen daer seer voort gaet ende altijt gedaen heeft soo datter Coop-lieden sijn die 150 ende 200 Menschen dagelijcks werkck geven int maken der Wollen Lakenen”. Er werd voornamelijk inlandse wol verwerkt. Ook in de 19e en 20e eeuw was de textielindustrie een belangrijk middel van bestaan. In 1810, toen Geldrop 1298 inwoners telde, waren hiervan 43 fabrikeurs van wollenlakens, 106 wevers, 102 spinners, 39 scheerders, 8 garenwinders, 31 werklieden, 31 knechten, 42 dienstboden en 32 landbouwers. De dienstensector is in de 70er jaren van de 20e eeuw belangrijker geworden met (1979) 3611 werkzame personen; de nijverheid telde 1774 medewerkers, bouwnijverheid 923, land- en tuinbouw 76.

Bron: Geldrop nummer heemk. kring; dr. F. Verhagen, Geldrop: inf. gemeente G.; A. v. Oirschot, De rampen van de kerk van Geldrop, in Heemkronijk. 1981; Ned. Gem. Gids, 1983.