Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

DUIVENTORENS, DUIFHUIZEN

betekenis & definitie

het houden van duiven om hun vlees en om de mest, maar ook als postduiven (1629) is zeer oud; de bloeitijd ligt tussen de 13e en 18e eeuw; in Nederland vermeld in 1290 als een recht van de hogere standen, adel en kloosters. De oudste Noordbrabantse vermelding is Dat Duyfhuysbeemke in Cuijk uit 1427.

De duiventoren van het kasteel van Breda stamt uit het begin van de 16e eeuw; die van kasteel Zwijnsbergen te Helvoirt uit 1551. Uit 1661 stamt de duiventoren of Groot Duyfhuis in Kasteren onder Liempde; op de Roudonck onder Esch stond in 1600 al een duifhuis. Bekend zijn verder een in Onsenoord, in 1920 verbouwd; een duifhuis aan de Hinthamerstraat te ’s-Hertogenbosch, duifhuis Spreeuwenburg Rosmalen (1632), het Brouwmeer in Sint-Michielsgestel (1694), bij het kasteel van Asten, in Uden, Reek, Steenbergen, Dongen, Oudenbosch, Vught, Zuidewijn-Capelle en Groot Wolfslaar onder Ginneken, die in 1572 wordt vermeld.Het houden van duiven werd later vooral in Noord-Brabant een volkssport, met grote organisaties, bonden, en vluchten.