(Tilburg 1892-De Bilt 1965), wetenschapshistoricus; leraar wiskunde in Groningen en Tilburg (RHBS), 1953 buitengewoon hoogleraar geschiedenis te Utrecht, 1955 buitengewoon hoogleraar te Leiden; was secretaris van De Gids (1940), lid Kon. Ned.
Ac. Wetenschappen, afd. Letterkunde, publiceerde: Bijdragen tot de kennis van het platte schroevenvlak (diss. 1918), Val en worp, studies over Archimedes en over Simon Stevin; een bijdrage tot de geschiedenis der mechanica van Aristoteles tot Newton (1924). De elementen van Euclides (1930), Vreemde woorden in de wiskunde (1939), Mechanisering van het wereldbeeld (1950). Dijksterhuis kreeg in 1951 de Staatsprijs voor letterkunde, de P. C. Hooftprijs.
