Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

DAGBLADEN IN NOORD-BRABANT

betekenis & definitie

Algemeen overzicht. Reeds vanaf de opkomst der kranten heeft Brabant een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Nederlandse pers.

In Zuid-Brabant bevond zich een van de oudste centra van de kranten van Europa. Noord-Brabant zou later de geboorteplaats worden van de katholieke pers in Nederland. In de zestiende eeuw waren er in Brabant al enkele plaatsen, zoals Antwerpen, waar het nieuws voor de toen nog geschreven kranten, werd verzameld om van hieruit naar de overige Nederlandse gewesten en zelfs naar het buitenland te worden overgebracht. Brabanders trokken in die tijd naar de noordelijke Nederlanden om daar het nieuws te gaan publiceren in hun geschreven kranten.Enige tijd later begon Abraham Verhoeven zijn „Nieuwe Tijdinghen”, waarvoor hij al in 1605 het recht kreeg om die uit te geven.

Toch duurde het nog geruime tijd voordat de gedrukte bladen gemeengoed werden, al heeft in bijna geen land het dagbladwezen zich zo snel en zo sterk ontwikkeld als juist in de Nederlanden.

De „Bredasche Courant” van 1830 weet (overigens zonder verdere bronvermeldingen) te vertellen, dat „de Nederlanden, levende bij een hooger trap van staatkundige kennis en ontwikkeling van volksgeest, reeds in 1564 openlijk dagbladen opleverden”. Maar vast staat, dat men het ondanks de uitvindingen van de boekdrukkunst in 1440, nog tot in de zeventiende eeuw met geschreven kranten heeft moeten doen, die sinds 1583 ook al wekelijks verschenen.

Zo schreef Philip Eduard Fugger van 1568 tot 1605 zijn „kranten” in Brabant, en zo zorgde Gerard Moezijenbroeck in 1582 en Herman in 1590 voor nieuwstijdingen over het oorlogsgebeuren in de Zuidelijke Nederlanden voor Groningen.

Voor het „dobbel van den brieff van Bacx (de gouverneur van Bergen op Zoom) inhoudende nieuwmaren” werd in 1598 een bedrag van 4 stuivers betaald, terwijl Adriaan Vasseur een salaris van 12 stuiver per dag kreeg van de stad Amsterdam voor zijn geschreven „couranten en brieven uit het leger voor den Bosch” in 1603.

De meest bekende nieuwstijdingenschrijvers op het einde van de 16e eeuw waren Brabanders, zoals Cornelis Cools, die zich als notaris in Den Haag vestigde en daar vanaf 1591 zorgde voor „nyeumaren zoe uyt Vranckrijck als anders”, welke geschreven krant later „weeckelijcke tijdingen” werden, waarop tal van besturen van steden en gewesten waren geabonneerd.

Het begin van de gedrukte krant ligt omstreeks 1605, in welkjaar de drukker Abraham Verhoeven in Antwerpen octrooi kreeg van aartshertog Albert en aartshertogin Isabella „om te mogen drucken ende te snijden in hout ofte op copere platen ende te vercoopen in alle de Landen van hare gehoorsaemheydt alle de Nieuwe Tijdinghen. Victorien, Belegeringhen ende Innemen van Steden, die dselve Princen sullen doen oft becomen, soe in Vrieslandt oft omtrendt den Rhijn”. In een latere bevestiging van dit privilege wordt ook gesproken van „alle de nieuwe tijdinghen o.a. van Brabandt”.

Waarschijnlijk verschenen deze „Nieuwe Tijdinghen” in het begin nog onregelmatig, maar in 1620 was er al sprake van een krant, die ongeveer drie maal per week uitkwam, niet alleen met nieuws, maar ook met gedichten, ballades en schotschriften.

Vanaf 1629 verschenen „Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren”, waarop men zich voor 3 gulden per jaar kon abonneren.

Verhoeven schreef in zijn „Tijdingh” van 19 april 1617: „Men sal voordaen alle 8 of 9 daghen den leser precies laten weten t principaelste wat datter gepasseert is in vreemde Lande”. Vanaf toen verschenen zijn kranten dus met een zekere regelmaat. Zijn Tijdinghen stonden altijd nog onder censuur en waren voorzien van het imprimatur van een geestelijke censor.

Deze Brabantse stad had op het gebied van de pers in 1712 nog zo’n bekende klank, dat in Amsterdam, Haarlem, Den Haag en Rotterdam in 1712 „Antwerpsche Posttijdinge” verschenen en later een „Gazette van Antwerpen”.

In Utrecht begon de papier- en pennenverkoper Robertus Oudemeyer in 1756 met de uitgave van de „Brabanse Courier”. Door een protest van de courantier Muntendam bij de stedelijke regering moest hij deze uitgave echter staken.

Provinciale Pers. In 1736 werd het ambt van courantier in Brabant altijd nog in overleg met de Souvereine Raad van Brabant gegeven. Hierdoor werd ongetwijfeld de groei van de kranten in dit gewest tegengehouden. Toen eenmaal die verplichting verviel ontstonden er ook in Noord-Brabant eigen nieuwsbladen.

Zo begon in 1771 de ,,’s-Hertogenbossche Courant”, waarvan uiteindelijk het „Brabants Dagblad”, na talloze naamsveranderingen en fusies, de voortzetting werd.

In Breda werd in 1791 een krant opgericht, die tot in de 60er jaren onder dezelfde naam „De Bredasche Courant” is blijven verschijnen, met een kleine onderbreking in de oorlogsjaren. Eerst in 1798 werd in ons land de vrijheid van drukpers aangenomen, maar er bleef nog steeds sprake van censuur. Ook in de Franse tijd, toen in 1811 bij een decreet van Napoleon besloten werd, dat de bladen, die nog mochten blijven verschijnen, tweetalig moesten zijn; het Frans kwam toen naast het Nederlands.

Voor Brabant was het alleen Breda waar een „blad van affiches” werd toegestaan. Voortaan mocht in ieder departement slechts één dagblad verschijnen. In 1813, na de val van Napoleon, kwamen de nieuwsbladen van vroeger weer terug. Er kwam echter een nieuwe beperking, doordat toen de zegelbelasting werd ingevoerd. Voor elk exemplaar van een krant moest toen belasting worden betaald. Alle kranten moesten ook van een stempel zijn voorzien.

Hoewel er in Noord-Brabant toen al twee kranten verschenen was er nog geen sprake van een pers op katholieke grondslag. Vandaar dat mgr. Van Hooydonck, vicaris van Breda, in 1839 een krachtige campagne voerde voor de stichting van een katholieke krant, zo mogelijk als dagblad en met een landelijke verspreiding. Hij noemde dit een „eerste en voornaamste behoefte”. Maar anderen hielden dat toen nog voor onmogelijk. Het zou tot 1845 duren voordat in ’s-Hertogenbosch een dergelijke krant onder de naam „De Tijd” ontstond.

Enkele jaren later, in 1848 kwam er een belangrijke grondwetsherziening: „Niemand heeft voorafgaand verlof nodig door drukpers gedachten of gevoelens te openbaren behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet”. Er kwam dus meer persvrijheid sinds de grondwet van 1815.

Vrij kort daarna onderging de pers in dit gewest dan ook een sterke uitbreiding. Zo ontstond in 1857 de „Meierijsche Courant” in Eindhoven, die later samenging met de „Eindhovensche Courant” van 1901.

In 1876 werd in Eindhoven ook begonnen met de uitgave van „De Peel- en Kempenbode”, waaruit in 1912 het „Eindhovensch Dagblad” ontstond.

In 1860 richtte men in Oosterhout het „Weekblad voor Oosterhout en Omgeving” op, het latere „Dagblad van Noord-Brabant”, waarvan „De Stem” weer een voortzetting is. En in 1863 begon de „Roosendaalsche Courant”, die later samen zou gaan met „De Zoom” uit 1873 en waaruit in 1942 het „Brabants Nieuwsblad” ontstond. Tilburg volgde in 1866 met „De Tilburgsche Courant”, die uiteindelijk door de „Nieuwe Tilburgse Courant” van 1879 werd overgenomen en deze op haar beurt weer door het „Nieuwsblad van het Zuiden” in de 60er jaren, welk dagblad op zijn beurt weer opgekocht werd door de „Brabant Pers”.

In Helmond kwam in 1880 de „Helmondsche Courant” uit, een jaar later begon „De Zuid-Willemsvaart” en in 1882 „Het Nieuws van de Week”, die fuseerden en na de oorlog tenslotte als de „Helmondsche Courant” werden voortgezet. Na verkoop aan de „Brabant Pers” kwam hier het kopblad „Helmonds Dagblad”.

Eerst echter na het afschaffen van het dagbladzegel op kranten en advertenties in 1869 namen de kranten in aantal en omvang toe.

Zo konden de bladen, zoals de „Nieuwe Bredasche en Oosterhoutsche Courant” op 24 juni van dat jaar, berichten, dat „ten gevolge van de afschaffing van het dagbladzegel de courant met le July e.k. tot zeer verminderende prijs zal worden uitgegeven”. Zij kwam toen per 3 maanden op f. 1,25 (voor de plaats van uitgave) en f. 1,50 (voor overige plaatsen). Voordien waren de gebruikelijke prijzen f. 3,— en f. 3,50.

In de eerste wereldoorlog werd in Tilburg nog een nieuwe krant opgericht, het „Nieuwsblad van het Zuiden” uit 1917.

Zo kreeg uiteindelijk elke plaats van betekenis in Noord-Brabant haar eigen dagblad, of zelfs meer dan een, terwijl in kleinere plaatsen nog verschillende nieuwsbladen ontstonden.

Een grote verbetering trad in, toen de kranten samen een persbureau oprichtten en er in 1936 begonnen werd met het doorgeven van nieuws via de telex. Hierop waren toen in Noord-Brabant aangesloten: „De Grondwet” in Roosendaal; het „Dagblad van Noord-Brabant” in Breda; de „Nieuwe Tilburgsche Courant” en het „Nieuwsblad van het Zuiden” in Tilburg: de „Eindhovensche en Meierijsche Courant” en het „Eindhovensch Dagblad” te Eindhoven; „De Morgen” in Helmond, „Het Huisgezin” en de „Provinciaal Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant” in Den Bosch.

Landelijke pers. Noord-Brabant werd ook de bakermat van de nationale katholieke pers. Twee landelijk verschijnende katholieke dagbladen werden beide in Noord-Brabant opgericht. „De Tijd” reeds in 1845; „De Volkskrant” in 1919. Het katholieke dagblad „De Morgen”, dat in 1924 in Helmond als landelijke krant begon, is inmiddels verdwenen, evenals „De Tijd” als dagblad, maar dat bleef bestaan als opinieblad.

De oorlog. Direct na de inval van de Duitsers in 1940 werd de pers opnieuw onder censuur gesteld door het opgerichte Departement van Volksvoorlichting', in 1941 kwam het „Journalistenbesluit”, waarbij alles van staatswege werd geregeld en waardoor de pers een vakgroep werd van de Kultuurkamer. Verschillende dagbladen en vele nieuwsbladen moesten worden opgeheven, in het ene geval omdat daarin kritiek op de bezetter was geuit, en in het andere geval omdat er te weinig papier was om in een en dezelfde stad meer dan één blad te laten verschijnen.

In 1943 verschenen hier nog: „Het Dagblad van Noord-Brabant” in Breda; het „Dagblad van het Zuiden” in Eindhoven; „Brabants Nieuwsblad” in Roosendaal; de „Nieuwe Tilburgsche Courant” in Tilburg; de „Noord-Brabantsche Courant” in Den Bosch en „De Zuid-Willemsvaart” in Helmond.

Alles was zo aan banden gelegd en aan de Duitse voorlichting gebonden, dat op 16 juli 1944 in de kerken een verklaring van de Nederlandse bisschoppen werd voorgelezen, waarin erop werd gewezen, dat er geen specifieke katholieke bladen meer waren.

Na de bevrijding. Opnieuw zou Noord-Brabant na de bevrijding in september-oktober 1944 weer een rol van betekenis gaan spelen, toen in het zuiden de illegale bladen voor het eerst in het openbaar gingen verschijnen, zoals „Het Parool”, „De Waarheid”, „De Sirene”, „Je Maintiendrai, „Christofoor” en „Vrij Nederland”. Daarnaast waren er nog enkele andere, die echter niet lang hebben bestaan.

In 1944 verscheen in Eindhoven een nieuwe krant onder de naam „Oost Brabant”, waarvan de „Nieuwe Eindhovense Krant” o.m. een voortzetting werd, totdat het na het opkopen van het „Eindhovens Dagblad” door de „Brabant Pers” in 1964 onder die naam verder zou gaan. Het dagblad „Het Volk”, geheel door de Duitsers in beslag genomen, herrees hier onder een nieuwe naam „Het Vrije Volk”.

Meteen na de oorlog werd begonnen met de perszuivering, door een sectie van het Binnenlandse Bestuur van Militair Gezag, later overgenomen door het ministerie van Binnenlandse Zaken en OK en W en tenslotte alleen door dit laatste departement. Verschillende bladen mochten korte tijd niet meer verschijnen; enkele moesten een andere naam aannemen, en sommige kranten werden definitief verboden. Er kwamen nieuwe dagbladen voor in de plaats. En de in de oorlog verboden bladen herrezen in volle glorie.

In de zestiger jaren zou de ene fusie of aankoop op de andere volgen. Eerst werd „Oost-Brabant” met de „Nieuwe Eindhovense Krant” aangekocht door Cebema, waaruit later de „Brabant Pers” zou ontstaan. In Tilburg werd de „Nieuwe Tilburgse Courant” overgenomen door de concurrent „Het Nieuwsblad van het Zuiden”. In Eindhoven werd het „Eindhovens Dagblad” door het Bossche krantenconcern „overvallen” en opgekocht; het ging met „OostBrabant”/„Nieuwe Eindhovense Krant” als „Eindhovens Dagblad” verder. In Helmond kocht de „Brabant Pers” de „Helmondse Courant” op. Hier verschijnt sindsdien het „Helmonds Dagblad” als kopblad van het „Eindhovens Dagblad”.

In Tilburg werd het „Nieuwsblad van het Zuiden” door de „Brabant Pers” opgekocht. Het bleef onder die naam verschijnen totdat in 1984 de naam van de krant werd gewijzigd in „Het Nieuwsblad”. Wat de regionale pers betreft kwam het op deze wijze in Midden-, Noord-Oost- en Oost-Brabant tot een monopolie-positie, in Noord-Oost-Brabant doordat het „Brabants Dagblad” een groot deel van dat gebied ruilde met „De Gelderlander”. Alleen in een deel van Westelijk Noord-Brabant is er nog sprake van een concurrentiepositie bij „De Stem” en „Het Brabants Nieuwsblad”. Het dagblad „De Stem” in Breda ging een samenwerking aan met de Audet-bladen, waartoe enkele Limburgse dagbladen en „De Gelderlander” uit Nijmegen behoren.

Bron: Anton van Oirschot: De kranten in Brabant, 1963, en in Brabantia, 1965.