Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

BOSSCHE, RIDDERS VAN DEN

betekenis & definitie

vooraanstaand adellijk geslacht in het noorden van Brabant, voornamelijk in de 13e eeuw en 14e eeuw. Ridder Geerlinck van den Bossche, die een kasteel bezat in de Hinthamerstraat te ’s-Hertogenbosch, kreeg van de hertog van Brabant in het begin van de 14e eeuw bepaalde voorrechten vanwege de vele diensten, die hij en zijn voorvaderen aan de hertog hadden bewezen.

Hij bezat o.m. versterkte hoeven Eyndhoven en Amerlaer (het latere Nemerlaer) in Haaren en vele goederen in Oisterwijk, Moergestel, Berkel, Udenhout, Hilvarenbeek, Erp, Veghel, Eckart. Later zou ook zijn zoon Willem in 1334 in de Gelderse oorlog manschappen en hoevenaars en geld ter beschikking van de hertog stellen.

Hij kreeg toen het dorp Erp in pand. Willem overleed in 1 344.

Bron: A. v. Oirschot: Middeleeuwse kastelen in N.-Br.. 1981.