Familie: Anatidae Eendachtigen Onderfamilies: Anseranatinae Eksterganzen (Anseranas), Anserinae Gansachtigen Geslachtengroep: Dendrocygnini Boomeenden (Dendrocygna)
De eenden zijn gekarakteriseerd door hoornlamellen aan de snavelrand, roeipoten met zwemvliezen tussen de voorste drie tenen, een goed vliegvermogen, een sterk ontwikkelde stuitklier, een penis bij het mannetje, een dicht verenkleed en een sterke neiging tot groepsvorming. De enorme vormenrijkdom maakt een verdere onderverdeling naar uiterlijke kenmerken noodzakelijk. De ekstergans wordt als de primitiefste soort opgevat. Deze heeft nauwelijks zwemvliezen tussen de voortenen en ongewoon lange achtertenen. Hij leeft in troepen in moerassen, waar hij zich bij voorkeur in de bomen ophoudt.
De eerste groep van de gansachtigen die behandeld zal worden is die der boomeenden, die karakteristieke, schelle fluittonen voortbrengen. Het zijn schuwe vogels, die overwegend ’s nachts op zoek naar voedsel gaan. Ze broeden op de bodem en zowel de wijfjes als de mannetjes nemen deel aan de broedzorg. Overdag houden ze zich vaak in grote troepen op langs de randen van meren. Als ze onderduiken maken ze een sprongetje, net als bleshoenders. Hun lichaamshouding en paargedrag komt met de ganzen overeen. Het mannetje en het wijfje hebben dezelfde kleur en tekening.