a. bewijsstuk dat men voor een ander een bepaalde handeling mag verrichten;
b. gevolmachtigde. Persoon, die de V. heeft. In speciale betekenis: afgevaardigde die slechts na ruggespraak zijn stem mag uitbrengen;
c. in Fr. waterschappen: bestuurslid, verkozen en gevolmachtigd door dorp of stad. De naam blijft, ook nadat 1803 ruggespraak verboden wordt, ook nadat sedert 1861-70 de V. rechtstreeks verkozen wordt door de waterschapslasten dragende eigenaars van vast goed (zie Dijkgraaf, Dijkgedeputeerde).
d. in de Fr. landdag: afgevaardigde van grietenij of steden (twee uit elke stad en elke grietenij). De V .en van de steden waren meest
leden van magistratuur of vroedschap; van elke grietenij kwam één edelman en één eigenerfde.