Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

VAN

betekenis & definitie

Bindwoord in achternamen, in Frl. tijdens de Saksische-Habsburgse periode door aanzienlijken voor hun toenaam geplaatst, om niet bij de Duitse en Hollands-Gelderse adel af te steken.

In de 18de eeuw ook veel in combinaties. Als Fokke Bienema zijn zoon naar zijn schoonvader Epke Roos wil noemen, wordt de naam: Epke Roos van Bienema, zonder dat dit V. tot de achternaam wordt gerekend, zodat de kinderen weer Bienema heten. Het woord V. kreeg op den duur de betekenis: achternaam (‘Hij heeft geen van’, Zondervan).