schilder en doopsgez. predikant (Amsterdam ca. 1598-Lwd. 27.6.1636). In 1618 maakte hij een kunstreis naar Italië.
Van ca. 1620-36 diende hij de gemeente van Lwd. In 1631 verbood de overheid hem het preken, omdat er zonder toestemming van de stadsmagistraat een nieuwe vermaning (kerk) was gebouwd.Tot 1918 als schilder vrijwel onbekend. In 1936 een tentoonstelling in Lwd. en Amsterdam. Thans zijn er van hem 25 schilderijen bekend, waarvan de doopsgez. gemeente van Lwd. er drie bezit, vnl. bijbelse figuren.
L.J. was tweemaal getrouwd, in 1620 met Aeghtje Theunisdochter, wier vader vlaskoper en doopsgez. prediker te Lwd. was (Vondel schreef voor de bruiloft een gedicht), in 1633 met Hillegont Velius uit Hoorn. Hij stierf aan de pest.
Van moederszijde was hij een kleinzoon van de bekende doopsgez. leider Lubbert Gerritsz, oudste te Amsterdam. Zijn broer Anthony Jacobsz, bijgenaamd Roscius, was arts en doopsgez. prediker in Hoorn. De Hollandse schilder Abraham van den Tempel was een zoon van L.J. Werk in Rijksmuseum Amsterdam en Fr. Museum. Zie: Vr.F. xxvm (1925), 53-94; Oud Holl. 47 (1930), 145-157, en 51 (1934), 241-255; Cat.
Herdenkingstentoonstelling Lwd. (1936); Menn. Encyclopedia in (Scottdale 1957), 66.