Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

JAARMARKT

betekenis & definitie

Eens of enkele malen per jaar op vaste dagen gehouden markt (Fr.; merk). Vanouds vaak gecombineerd met een kermis (Fr.: merke), waaruit de kerkelijke oorsprong blijkt: ‘kermis’ komt van ‘kerkmis’.

Maar in de I4de-i6de eeuw werd meermalen een J. los van kerkelijke feestdagen ingesteld door een of andere overheid.In vele plaatsen is de /. verschoven naar een seizoen dat meer om een vaste agrarische markt dan om een kermis vroeg: naar voorjaar (Pasen tot 15 juni) en najaar (eind aug. tot eind okt.). Bovendien werd een belangrijke /. (in de 16de eeuw viel de nadruk nog op die in de steden en vlekken) vaak over enkele dagen uitgebreid en door speciale markten aantrekkelijker gemaakt. De marktvrede beschermde der ‘vreembden koepluyden’ persoon en rechten en de opheffing van de economische bescherming der ingezetenen gedurende de /. waarborgde vrije handel.

De J. in de 16de eeuw was gewoonlijk al het belangrijkst als veemarkt met een steeds meer aan de streek en soms aan het seizoen aangepaste specialisatie: rundveemarkten te Lwd. (veruit de belangrijkste), Sneek, Dokkum, Franeker (vooral vet vee), Harlingen; befaamde paardemarkten te Rien, Oosterwierum, Bolsward, Lwd., Berlikum, Beetsterzwaag; varkensmarkten te Oosterlittens en Heeg; een lammerenmarkt te Sint-Anna Parochie, enz. Daarnaast, vooral sinds de 17de eeuw in de Wouden en in Gaasterland, diverse graanmarkten. In de 18de eeuw verloren de J.en in steden en vlekken aan betekenis (vooral in Joure, Sneek en Harlingen) doordat: a. de weekmarkten opkwamen; b. de Drentse paardenmarkten de Fr. overvleugelden; c. de veepest vaak de markten verhinderde; d. de J. meer naar het platteland verplaatst werd. Menige kwijnende J. werd met harddraverijen, aanvoerpremies e.d. moeizaam in leven gehouden, zie Westerman, A.

Toch zijn sommige J.en nog vaste punten op de plattelandskalender; men spreekt bijv. van ‘in tongerbui twa dagen nei Sweachster merke’ (waar de paarden nog steeds belangrijker zijn dan de draaimolen en de oliebollen).

De officiële opgaven van J.en en kermissen (Prov. Almanak van Frl.) leren dat nog steeds de J.en in voor- en najaar worden gehouden: de vroegste in mei, de laatste in nov. Van alle 24 J.en valt er slechts één in juni, in aug. en sept. (als hooiing en oogst aan kant zijn) liggen de hoogste aantallen.

De kermissen zijn wel minder levendig dan vroeger, maar Frl. kent er toch nog 57: de eerste in apr., de laatste vier in okt.; ‘Gerdykster merke ’ is de laatste. Aug. met 14 kermissen geeft de meeste feestelijkheid, dan komen juli en sept. (Bergum half sept.). Nazomer is kermistijd. Zowel J.en als kermissen worden het meest op maandag gehouden, dan volgt de zondag. Op vrijdag vallen ze zelden. Vooral kermissen beginnen vaak op zaterdag. Bekende kermissen, behalve de genoemde, zijn nog: Grouw, Sneek, Lwd. (‘de béste freed yn Ljouwerter merke’ bij de Halbertsma’s), Joure (men noemt daar in de buurt de herfstaster zelfs Jouster merke-blom).

Zie: K. J. van den Akker, Langs de mond der oude Middelzee II (1940), 44-67; Spahr van der Hoek, Fr. landb. 1, 358 e.v.