Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

DIALECTGEOGRAFIE

betekenis & definitie

Het verzamelen en op kaart brengen van dialectgegevens, en het verklaren van deze taalgeografische situatie. In Frl. is J.

J. Hof hierin baanbreker geweest.

Zijn woordkaartjes werden eerst in het ‘Leeuwarder Nieuwsblad' aan het publiek ter controle aangeboden voor de definitieve publikatie in 1933. Een detailonderzoek in 1950 bevestigde niet alleen de waarde van Hofs materiaal, maar toonde ook aan, hoe zijn inzicht in klankverschuivingen door de tijd is bevestigd.De dialectatlas nr. 15 van de reeks Ned. Dialecten Atlas o.l.v. Blancquaert en Pée bracht voor Frl. een nieuwe methode van kartering. Van ruim 100 plaatsen werd een opname gemaakt. Twee of drie autochtone dialectsprekers moesten daarbij 141 zinnen overbrengen in hun dialect. Hun uitspraak werd met de varianten fonetisch weergegeven.

Behalve deze op losse vellen gedrukte opnamen, bevat de atlas 175 kaarten. Op elke kaart vindt men een deel van een zin in 100 verschillende plaatselijke vormen.

Een voordeel van deze reeks atlassen is, dat men kan vergelijken met materiaal uit aangrenzende gebieden. Hetzelfde geldt van de kaarten in de Taalatlas van N.- en Z.-Nederland (Leiden 1939-). K. Heeroma’s Taalatlas van O.-Ned. en aangrenzende gebieden betrekt ook Frl. in zijn onderzoek, zelfs met een dichter net dan eerstgenoemde atlassen. Een zeer dicht net heeft ook de dialectenquête, die door de Fr. Akademy is gehouden in het kader van het ‘Plan Walden’.

Op een ander gebied lag de Dialectgeografische Enquête van de Fr. Akademy onder 60 ooo schoolkinderen. Het doel van deze enquête was nauwkeurige gegevens te krijgen over de taal van het lagere-schoolkind in Frl.; daar het schoolkind in zekere zin representatief is voor de hele bevolking, is dit materiaal voor de taalwetenschap, voor het onderwijs en voor de gehele cultuur- en taalpolitiek juist nu van uitzonderlijk belang. Uit de enquête blijkt, dat 67 pct. van de kinderen in Frl. Fr. spreekt, 11 pct. Nederlands en 31 pct. dialect.

In de huidige situatie is het Fr. tegenover het Stadsfr. en het Stellingwerfs aan de winnende hand en handhaaft het zich ook in het Westerkwartier van Groningen. Het Bildts heeft zowel tegen het Fr. als tegen het Nederlands meer weerstand. In de steden wint ook het Nederlands als omgangstaal, maar niet ten koste van het Fr. Op het platteland wordt weinig Nederlands gesproken. In het zich industrialiserende Drachten sprak in 1955 nog 85 pct. van de jeugd Fr. Of het Fr. zich daar zal handhaven, is een open vraag.

Zie: J. J. Hof, Fr. 1). (Den Haag 1933); Album Grootaars (1950) (De D. wordt hierin van alle zijden belicht; rijke bronnenopgave); Kr. Boelens, Hwat sizze de bern? De útspraek fan ea-wurden yn Westergoa (1950); K. Fokkema, Uit het spel der klanken (Groningen 1952); Kr. Boelens en G. v. d.

Woude, Dialectatlas van Frl. (Antwerpen 1955); Voor het mouilleringsverschijnsel in ‘bjatsje’ en ‘wjanne’ zie: J. J. Hof, Hjoeddeistige lûdforoaringen, in: Pompebl. (1949, 1952); Leuv. Bijdr. (1952, 1953). 91 e.v.; Pompebl. (1953), 41-43. De taal van het schoolkind in Frl., Dialectgeografische enquête uitgaande van de Fr. Akademy (1956); K. Fokkema, Dou hast en dou hest, in: B. (1956), 91-99.