Toestemming:
a. van ouders of voogden tot een huwelijk;
b. van het gerecht tot de overdracht van verkochte of geruilde onroerende goederen, of renten daaruit; de koop of ruil werd daarmee bekrachtigd (vgl. de oude ferdban). Men onderscheidde groot en klein C. (grens 200, sinds 1619 400 goudgulden). Hiervan werd C.-geld geheven. De grote
C.en werden vroeger door de landsheer gegeven, later door de nedergerechten; de kleine C.-gelden kwamen aan magistraten en grietmannen ten goede. Lwd. en Sneek hielden naast de proclamatieboeken afzonderlijke C. -boeken.
Zie: Statuten en Ordonnantiën van Frl., boek I, tit. xi, en de commentaren hierop; F. Fontein Tuinhout, Inventaris v. h. rechterlijk archief der stad Lwd. (1888), 24-25.
