Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BEMESTINGSMETHODEN

betekenis & definitie

De bemesting begon op het bouwland, waar men koemest (in de Wouden ook mest van heideschapen) opbracht. Voor de greide werd volstaan met aardrijden; de ‘overtollige’ mest verwerkte men tot dompen.

Daardoor was de mestwinning in Bouwhoek en Wouden zorgvuldiger dan in de Greidhoek. Daar kreeg men in 17de en 18de eeuw pas oog voor de waarde der nobele specie — eerst voor de verkoop, na 1750 ook voor de eigen ‘linnen’.

In de Wouden kregen deze overigens alleen slataarde, tot in de 19de eeuw het ‘modderen’ met terpaarde begon. In de 19de eeuw kwam ook 't afzonderlijk benutten van de gier op, wat de weilanden veelal ten goede kwam.

In de 19de eeuw mislukten proeven met guano door ondeskundigheid, ca. 1900 nam het kunstmestgebruik toe, en daarmee de kans tot wijziging van bedrijfsvorm. ‘Mieden’ werden pas bemest als ze ingepolderd waren en niet te ver van huis lagen. Zie: Spahr v. d.

Hoek, Fr. Landbouw I.