Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BEDELORDEN

betekenis & definitie

Groep kloosterorden uit de 13de eeuw. Reactie op de toenemende rijkdom en wereldzin bij de geestelijkheid en ook bij de landbouwende kloosterorden.

De B. hebben heel weinig produktief eigendom en moeten leven van arbeid en van gaven. De leden zijn niet aan een bepaald klooster, maar aan de hele orde gebonden.

Het bestuur is veel krachtiger. In de opkomende steden stichtten de B. kerken zonder parochie (openbare kerken); zij brachten eenvoudige devoties voor het volk en waren geliefd om hun sober leven.a. De dominicanen vestigden zich in Lwd. (1245), de franciscanen in Bolsward (1281) en Lwd. (1457), de karmelieten in Woudsend (1337) en Ijlst (1387), beide met parochie, de augustijnen in Sloten (ca. 1457), de met de B. verwante kruisbroeders in Sneek (1462) en Franeker (1468). Alle B. zijn in 1580 verdreven. Als missionarissen kwamen de franciscanen (1618) en dominicanen (1628) en ook de kapucijnen (1629-44) terug. Staties werden in 1855 parochies; de augustijnen keerden in 1901 terug. De augustijnen (Witmarsum 1903) en de franciscanen (Drachten 1953) hebben kloosters; openbare stadskerken komen in Frl. niet voor.
b. De B. kennen voor vrouwen een beschouwende tweede regel; hiervan kwamen in de 16de eeuw alleen de dominicanessen voor in Lwd. Sinds 1935 karmelitessen te Drachten.
c. De B. kennen ook een derde regel voor leken in de wereld. Vooral die van Franciscus is zeer verbreid geraakt, en werd ook toegepast in kloosters (zie Tertiarissen). Deze regel wordt nu alleen gevolgd door leken in vrouwenkloosters (zie Kloosterorden).