Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BEDELARIJ

betekenis & definitie

Ondanks de vele verboden tierde tijdens de Republiek de B. welig. Veelal betrof het vreemdelingen, invalide of afgedankte zeelui en soldaten, ontslagen galeislaven, zigeuners.

In de plakkaten komen de bedelaars onder verschillende namen voor (arme lieden, landlopers, lediggangers, nachtbidders, nachtgangers, lazarussen, keesjagers, omlopers, nieuwjaarszingers, zwavelstokverkopers, zwaarddansers). De kerk steunde veel.

Nu en dan werden klopjachten tegen hen georganiseerd. Vooral in en na de oorlogen was het euvel groot (bijv. ca. 1662).

Op de jaarmarkten was de B. vaak in verkapte vorm aanwezig. Men kende ook brugbedelaars (vgl. de scheldnaam voor die van Sloten, Warga en Heeg).