Nog steeds de naam van de dijk langs de westelijke Zaanoever in Zaandijk en een gedeelte van Koog. Oorspronkelijk werd de gehele dijk aan de westkant van de Zaan, dus van de dam in Zaandam tot die bij de Tochtsloot (Knollendam) Zaandijk of Lagedijk genoemd.
De lage dijk langs de oostoever werd van de Dam tot het einde van de Poel →Schinkeldijk genoemd.Bewoning van de Zaanoevers werd eerst mogelijk nadat de lage dijken waren aangelegd. In de middeleeuwen drongen eb en vloed nog tot in de Zaan door. Daar kwam een einde aan door het tot stand komen van de veel hogere zeedijken langs het IJ en de afdammingen van de Zaan (Zaandam en Knollendam). Deze hoge dijken en dammen waren in het derde kwart van de 14e eeuw voltooid. Bewoning van de Zaanoevers werd pas mogelijk toen de lage dijken waren aangelegd. Wanneer Lagedijk en Schinkeldijk zijn aangelegd is niet precies bekend.
In 1397 verleende Albrecht van Beyeren echter aan de ‘gemeene buyren’ het recht om ‘den dijck die geheten is die Zaandijck te hebben, te houden en te gebruycken’. Dat gebruik was toen overigens nog zeer gering. Ongeveer 150 jaar later, in 1543, werden langs de Lagedijk in Zaandam nog slechts 10, in Koog 5, in Zaandijk 16, in Wormerveer 17 en in Knollendam 3 huizen geteld.
De Lagedijk volgde (en volgt) in hoofdzaak de kronkelige loop van de Zaan, maar er ontstonden ook op ettelijke plaatsen stukken buitendijks land, die later overwegend bebouwd werden, zie bijvoorbeeld →Grote Koogven. Afwijkend is de bebouwing in Wormerveer, waar de huizen met de voorgevel naar de Zaan staan en de dijk direct langs het water loopt. De dijk was aanvankelijk niet verhard, aan bestrating werd pas in het begin van de 17e eeuw begonnen. Deze bestrating was toen nog zeer smal, moest volgens voorschrift 6 voet (dus ongeveer 2 meter) bedragen, maar was dat lang niet overal. Dit betekent dat de Lagedijk toen vrijwel alleen voor voetgangersgebruik geschikt was. Op zichzelf was dat lange tijd niet zo’n probleem, aangezien het vervoer vrijwel volledig over het water plaats had.
Een probleem was wél dat vele ingelanden in de 17e eeuw allerhande getimmerten op de dijk plaatsten. Dat belemmerde het dijkonderhoud en hield daardoor een zeker risico in, maar het bestuur van de banne kon er nauwelijks maatregelen tegen nemen.
Toen de Lagedijk in Zaandam, Koog en een groot deel van Zaandijk en Wormerveer nagenoeg was volgebouwd, ontstonden haaks erop doodlopende paden langs de poldersloten, die door een voetbrug op de dijk aansloten. Deze smalle bruggen voerden over de overal aanwezige wegsloot. De demping hiervan begon pas in de 19e eeuw. Die langs de Westzijde in Zaandam was in 1857 voor een groot deel voltooid, maar in Koog en Zaandijk duurde het tot ongeveer 1930 (hier en daar zelfs later) tot deze wegsloot verdween en de bestrating kon worden verbreed. Desondanks werd door de sindsdien voortdurende toename van het wegverkeer de bochtige Zaandijk een knelpunt in de infrastructuur van de streek. Anderzijds is de gemengde bebouwing van afwisselend bedrijven en woonhuizen langs de Lagedijk een van de meest opvallende kenmerken van de eerdere Zaandorpen.