Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Gilden

betekenis & definitie

In het verleden verenigingen van personen met een gemeenschappelijk doel en meestal hetzelfde beroep. Gilden waren met name in de steden belangrijk, in de Zaanstreek kwamen zij niet voor.

In het zoeken naar verklaringen voor de snelle economische opbloei van de Zaanstreek vanaf het einde van de 16e eeuw, wordt het ontbreken van gilden dikwijls als gunstige omstandigheid genoemd.In de steden werden beroepen veelal door de gilden gemonopoliseerd. Door de gilden werd bepaald: hoeveel mensen in een beroep werkzaam mochten zijn, het leerstelsel (met de graden van leerling, gezel en meester), de maatstaven waar het produkt aan moest voldoen en de prijs van het produkt. Gilden waren een belangrijke machtsfactor, zij hadden grote invloed op de stadsbesturen. De bloeitijd van de gilden lag in de late Middeleeuwen; hun belang nam af toen nieuwe produktiemethoden (en daarmee nieuwe beroepen) opkwamen.

In de Zaanstreek zijn nooit gilden opgericht. Wél ontstonden er, als reactie op protectionistische maatregelen van Amsterdamse gilden, ‘gilde-achtige’ organisaties. Hun betekenis bleef gering. Het waren organisaties van personen met hetzelfde beroep, die in een notarieel bekrachtigd contract afspraken niet strijdig met de beroeps- en neringbelangen te handelen en bestaande verboden of bepalingen na te leven. De overheid was niet betrokken bij de in de contracten vastgelegde bepalingen; de rechtskracht werd uitsluitend ontleend aan de notariële akte. Een ander verschil met de Amsterdamse gilden was dat in de Zaanstreek met name de producenten zich organiseerden, terwijl de Amsterdamse gilden eerder als werknemersorganisaties (avant la lettre) beschouwd moeten worden.

In Wormer ontstond een organisatie van bakkers, die zich verzette tegen Amsterdamse bepalingen, bedoeld om het ‘Wormer Tweeback’ van de markt te weren. Logisch hierop volgde de oprichting van een organisatie van meelmolenaars. Zij moesten sterk kunnen staan tegenover de georganiseerde beschuitbakkers, die hun belangrijkste klanten waren. Ook stijfselfabrikanten te Oostzaan, scheepbouwers te Zaandam en mogelijk gistjagers organiseerden zich.

Algemeen wordt aangenomen dat het ontbreken van gilden in de Zaanstreek een van de positieve factoren bij de opkomst van de handel en nijverheid is geweest. Dat is opmerkelijk, aangezien in de geschiedschrijving van steden juist dikwijls de kracht van de gilden als belangrijke reden voor de bloei wordt genoemd. Beide meningen vertegenwoordigen eerder indrukken dan cijfermatig onderbouwde zekerheden. Zolang het tegendeel niet is bewezen mag worden aangenomen dat het ontbreken van stringente regelgeving de ontwikkeling van de Zaanstreek positief heeft beïnvloed. Verreweg het bekendst in dit verband is het voorbeeld van de eerste houtzaagmolen, die in 1596 naar Zaandam kwam. Uitvinder Cornelis Corneliszoon van ➝ Uytgeest had eerder geprobeerd zijn vinding in Amsterdam te verkopen.

Dat was mislukt doordat de gilden de (arbeidsbesparende) molen bedreigend vonden en daarom uit de stad weerden. Na de komst van de molen naar Zaandam overvleugelde de Zaanstreek in korte tijd Amsterdam als houtzaaggebied. Literatuur:

- A. van Braam, Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan in de 17de

en 18de eeuw, Wormerveer z.j., blz. 61-62.

- S. Lootsma, Uit oude archieven (notaris protocollen), deel XII, in: De Zaanlander, 7

december 1934.