De aanleg van dijken in de 13e eeuw en daarna volgde lang niet overal nauwkeurig de grenzen tussen land en water.
Men legde zoveel mogelijk rechte stukken dijk aan en sneed de landtongen in het IJ en de Zaan geheel of ten dele af. Hierdoor ontstonden grote stukken buitendijks land, zoals op de hierbij gereproduceerde kaart naar Joost Jansz. Beeldsnijder (1575) duidelijk is te zien. Soms breidden deze stukken zich uit of vormden zich nieuwe stukken buitendijks land door aanslibbing of verlanding (bijvoorbeeld rietlanden langs de Zaan). Deze gedeelten langs de Zaan werden veelal weer ingedijkt door middel van kaden of beschoeiingen langs de Zaan (zogenoemde ‘kale dijken’). Daarmee werd de mogelijkheid tot bebouwing van de Zaanoevers in sterke mate bevorderd.
De feitelijk buitendijkse Zaanerven werden reeds in de 17e eeuw voor velerlei bebouwings- en economische doeleinden gebruikt. De industrialisatie van de Zaanstreek heeft zich op de buitendijkse landen langs de Zaanoevers geconcentreerd. Afzonderlijke vermelding verdient het stuk buitendijks gebied aan de rand van het IJ dat de ontwikkeling van Zaandam in de loop der eeuwen in belangrijke mate heeft medebepaald: het gebied van de Voorzaan, omvattend de Zaenderhem en het eiland Zaenderhorn (gescheiden door de Hollesloot, eens behorend tot de ‘rede van Zaandam’), de Achtersluispolder en de Oosterhem.
De naamgeving van grondgebied in de Zaanstreek herinnert soms nog aan de buitendijkse ligging. Gebruikelijke aanduidingen voor zulk land waren Koog of Hem. Namen als Koog aan de Zaan (ontstaan op de Koger Hem) en zowel Hemmes (een schiereiland in de Zaan ter hoogte van het Kalf) als Hembrug zijn hiermee verklaard.