Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Wad

betekenis & definitie

(Zand)plaat die, of geheel van (zand)platen dat bij laag water droogvalt en bij hoog water door de zee wordt overspoeld; onderdeel van een waddengebied. Van andere platen geheel of gedeeltelijk gescheiden door geulen, die bij laag water niet droogvallen.

Ook de kwelders, die bij hoogwater droog blijven, behoren tot het waddengebied. De platen zijn aan de randen vaak versneden door kleine(re) geulen, de prielen, die in grotere uitkomen. Naar de kwelders toe verandert de samenstelling van de platen van zand in slik. Meestal is het wad onbegroeid, maar op bepaalde plekken groeit soms zeegras. In de platen nestelen zich o.a. wadwormen, die een voedselbron vormen voor zeevogels. Het is mogelijk bij wantij over de zandplaten van de vaste wal naar de eilanden te lopen en wel daar, waar de vloedstromen om de eilanden heen elkaar ontmoeten.

Daar blijft het wad het langst droog en zijn de platen door het rustiger water en de daaruit voortvloeiende verhoogde sedimentie ook wat hoger. Dit wadlopen is sinds de jaren ’60 uitgegroeid tot een sport.Lit.: J. Stoel e.a., De andere kant van het Wad (Harlingen 1999); M. Banis e.a., Met het oog op het Wad - Mit dem Bliek aufs Watt (Groningen 1998); S. Visser (red.), Het Wad: wolken, wind en water (Harlingen, 1996); D.R. Mansholt, Kort geschiedkundig overzicht van de vorming van de Wadden en de herovering van het verloren land tot het begin van de 20ste eeuw (Haren 1949); W. van Konijnenburg, De landaanwinningswerken der domeinen op de Groninger Wadden (Meppel 1937).