Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Os, frederik hendrik lucas van

betekenis & definitie

(Barneveld 1907)

Apotheker en farmacognost. Studeerde na MULO, HBS, apothekersassistent- en analistenexamen vanaf 1927 farmacie en chemie in Utrecht. Hij werd bevorderd tot apotheker in 1933 en werkte van 1935 tot 1939 als zodanig in Harderwijk. Tijdens de mobilisatie van 1939 was hij militair apotheker. In 1940 werd hij hoofd van het laboratorium en van de fabriek van het Rijksmagazijn voor geneesmiddelen in Amsterdam. Hij promoveerde te Utrecht in 1942.

Om zijn kennis van zowel chemie als botanie werd hij in hetzelfde jaar tot lector benoemd aan de RUG om de farmacognosie (de kennis van de botanische aspecten van geneesmiddelen), de galenische farmacie (geneesmiddelen uit planten bereid) en de receptuur te doceren. Ter ondersteuning van deze leeropdracht werd een laboratorium ingericht, waarvan de opbouw eigenlijk pas kon beginnen na de bevrijding. In 1946 werd Van Os’ lectoraat omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Hij inaugureerde met de rede Het geneeskruid. Verouderde of waardevolle artsenij? Op basis van de nieuwe Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs van 1961 werd hij de eerste gekozen rector, een erkenning van zijn capaciteiten als bestuurder. Zijn sociaal engagement blijkt uit zijn voorzitterschap van de afdeling Groningen van het Nederlands Genootschap voor Reclassering en zijn werkzaamheid als celbezoeker.

De nadruk echter lag toch op de wetenschappelijke aspecten van zijn vak - als hoogleraar heeft hij vijftien promovendi begeleid - en de praktische farmacie. Dat bracht landelijke en internationale functies met zich mee. Hij was, vanaf de oprichting, vice-voorzitter van de Academische Raad tot in 1967; secretaris van de Nederlandse vereniging voor Geneeskruidtuinen, hoofdredacteur van het tijdschrift Herba, de stuwende kracht van de ontwikkeling van de kruidentuin bij Buitenpost en voorzitter van het departement Groningen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Hij organiseerde herscholingscursussen voor apothekers, was lid van nationale commissies voor geneesmiddelencodificatie, en secretaris, later voorzitter van de Section des Plantes Médicinales van de Féderation Internationale Pharmaceutique in Parijs. Hij ontving de erepenning van de universiteit van Luik en eredoctoraten van de universiteiten in Straatsburg en Gent.

[Linssen]

Lit.: Pharmaceutisch Weekblad 19.3.1971.

< >