(Naaldwijk 1889 - Groningen 1971)
Farmaceutisch chemicus en toxicoloog. Van Os studeerde in Utrecht waar hij in 1911 het apothekersdiploma behaalde. Daarna was hij twaalf jaar werkzaam in de farmaceutische industrie, waarbij hij zijn aandacht richtte op de ontwikkeling van nieuwe producten en de geneesmiddelencontrole. Hij promoveerde in 1920 aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna was hij onderdirecteur van de Koninklijke Pharmaceutische Handelsvereniging, tot hij in 1925 in Groningen tot hoogleraar in de artsenijbereidkunde en toxicologie werd benoemd. In tegenstelling tot zijn bescheiden voorganger C. van Wisselingh was hij een maatschappelijk ingestelde en joviale persoonlijkheid.
In Groningen leidde hij de reorganisatie van de studie en bracht mede door zijn belangstelling voor analytische chemie de farmacie weer tot leven. Van Os zette zich in voor de uitbreiding van het farmaceutisch laboratorium aan de Grote Rozenstraat en leidde 28 jaar lang apothekers op. Pas in 1958, zes jaar na zijn aftreden, kon het het door hem zo vurig gewenste nieuwe laboratorium worden geopend.
Naast deze activiteiten stimuleerde hij de instelling van een leerstoel voor sociologie en toen de vestiging van een Technische Hogeschool onmogelijk bleek, de opleiding van technische academici. Hij had grote belangstelling voor praktische problemen als waterreiniging, stimuleerde onderzoek naar bestrijdingsmiddelen ten dienste van de landbouw en nam, ter stimulering van de opbouw van de industrie in het Noorden, het initiatief tot oprichting van Noordelijke Economisch-Technologische Organisatie (NETO), waarvan hij van 1937 tot in 1959 voorzitter was. Hij was ook voorzitter van de Nederlandse Pharmacopee-commissie. In de oorlogsjaren was hij, naast de door de Duitse bezetter benoemde rector, H.M. de Burlet (september 1942 - 16 april 1945), de weinig benijde secretaris van de academische senaat. In 1971 stichtte hij het Van Os-Hazewinkelfonds, mede genoemd naar zijn echtgenote, ter ondersteuning van farmaceutische studenten en ter bekostiging van een gouden Dirk van Os-penning, eens in de drie jaren toe te kennen aan een verdienstelijke farmaceut.
[Linssen]
Lit.: E. Visser e.a. (red.), Universitas Groningana MCMXIV-MCMLXIV (Groningen 1994); F.H.L van Os, ‘In memoriam prof. dr. D. van Os’, Jaarboek RUG 1971,40-42.